Gé Reinders in het Duits?!?

De in Roggel woonachtige Carmen Nazarski nam in de jaren tachtig de muziekwinkel van haar ouders, Eduard Joseph Dirk Nazarski en Catharina Maria Jacoba (Toos) van den Beuken, over. In de winkel waren eerst muziekinstrumenten te koop maar naderhand konden er langspeelplaten, singeltjes en cassettebandjes gekocht worden. Carmen heeft een leuke anekdote die zich afspeelde in het pre-digitale tijdperk. In Roggel woonde de familie Reinders, een van de dames trouwde met mijn oud-oom Sjra Frencken en twee zussen Reinders bleven bij elkaar wonen. Over die twee zussen gaat dit verhaal…

De zussen Reinders, Ans en Zus, woonden in een woning aan de Maasstraat in Roggel. Op een mooie dag betrad een van de dames de winkel van Carmen Nazarski, die op een steenworp afstand lag. “Ik kan het me nog goed herinneren”, vertelt Carmen. Mevrouw Reinders vroeg naar een cassette van Gé Reinders, dit was familie van haar, zo zei ze, en ze wilde graag zijn muziek beluisteren.” Van de Roermondse artiest Gé Reinders waren geen muziekcassettes, enkel langspeelplaten, maar daar hadden de dames niets aan.

Om de dames Reinders toch te laten genieten van het succes van haar achterneef, bood Carmen aan om een cassettebandje op te nemen met het meest recente werk van Gé. “Ik kan me het gebeuren nog goed voor de geest halen”, zo vervolgt Carmen Nazarski. “Na enkele dagen was de cassette klaar en ging ik hem afgeven bij de dames. Enkele uren later kreeg ik een telefoontje. Het was Zus Reinders. Ze vertelde dat ze het wel een hele vreemde cassette vond, want ‘Gé zingt enkel in het Duits’, zo vertelde ze.”

Carmen wachtte even met antwoorden. “Gé Reinders die alleen maar Duits zingt, is wel een beetje vreemd. Dialect en Nederlands zou het moeten zijn, als het Engels was zou het eventueel ook nog wel kunnen, maar Duits…”, zo vroeg Carmen Nazarski zich hardop af…, want ze kon zich niet herinneren dat ze een Duits liedje tijdens de opname gehoord had. “Ik kom de komende week even langs”, vertelde Carmen aan Zus Reinders.

De dames Reinders woonden op een steenworp afstand van de muziekwinkel van Carmen, dus enkele dagen later ging Carmen naar de dames toe. Haar komst werd gewaardeerd. “Ik werd door beide zussen warm ontvangen. Ze stonden voor een groot raadsel, ze begrepen er he-le-maal niets van, want hoe zat dat nu met hun in het Duits zingende achterneef.”

Carmen werd doorgeleid naar de keuken, de plek waar vroeger zo ongeveer iedereen zijn radio of cassettedeck had staan, meestal op het aanrecht of de koelkast. “Ik ‘inspecteerde’ het apparaat: de cassette zat er goed in, het play-knopje deed het ook èn de stekker zat in het stopcontact. Alle ‘ingrediënten’ waren aanwezig”, zo vervolgt Carmen.

De dames waren bijzonder gastvrij, er werd koffie geserveerd en zo werd er nog over van alles en nog wat gesproken. “Maar toen ik het apparaat aanzette hoorde ook in Duitse muziek”, aldus een verbaasd kijkende Carmen. “Nog maar eens kijken…”

Met een deskundige blik keek Carmen Nazarski nog eens goed naar het apparaat, en bij een heldere ingeving zag ze het euvel: ‘het apparaat stond niet op de cassettespeler afgesteld maar op de radio en laat die radio nu net op WDR4 staan afgesteld die in die tijd de hele dag Duitstalige muziek uitzonden!’

“Zonder te lachen en zonder cynisme heb ik de dames op het kleine foutje gewezen en nam ik weer vriendelijk afscheid”, zo besluit Carmen Nazarski de anekdote van haar twee dorpsgenoten.

Online opleider: Succes mede dankzij Irma Sluis

Opa Harrie Frencken, die cursussen radiotechniek gaf, stond aan de wieg van een van de grootste aanbieders van afstandsonderwijs in Nederland: NHA in Panningen. Over het succes van de cursussen thuiskapper en Spaans.

Bij NHA, de aanbieder van thuisstudie in Panningen, werkt iedereen thuis vanwege het gevaar van besmetting met het coronavirus, zo staat donderdag 16 december 2021 te lezen in ‘Dagblad de Limburger‘. In de ‘drukkerij’ wordt wel volop gewerkt. De printer spuugt lesstof voor het staatsexamen havo uit met een snelheid van driehonderd pagina’s per minuut.

“Het lesmateriaal wordt afgedrukt op bestelling”, legt commercieel manager Bart Frencken (39) uit. NHA sloeg vorig jaar een nieuwe weg in met de campagne ‘Dit is jouw tijd’. Benadrukt wordt dat studeren zinvol is en gelukkig maakt. De nieuwe koers wierp vrucht af. De website werd onlangs verkozen tot beste van 2021 in de categorie Educatie & Opleiding.

Bovendien werd NHA in 2020 gebombardeerd tot beste online opleider van Nederland, memoreert Frencken. Dat Udemy een plekje hoger staat, laat hij buiten beschouwing. “Dat is een buitenlands bedrijf dat zijn cursussen alleen in het Engels aanbiedt.” In zijn ogen is het een grote prestatie dat een familiebedrijf uit Noord-Limburg al 85 jaar succesvol aan de weg timmert. In die tijd volgden ruim twee miljoen mensen een cursus of opleiding van NHA, stelt Frencken.

Oprichter was zijn opa: Harrie Frencken. De onderwijzer was geïnteresseerd in radio’s en bouwde in 1935 zijn eerste toestel. Hij besloot cursussen radiotechniek aan te bieden. Voor 18.50 gulden kregen mensen een opleiding en de onderdelen om zelf een radio te bouwen. De bouwpakketten stonden aan de basis van Instituut Maxwell, dat later opgesplitst werd in twee aparte bedrijven: elektronicaketen Maxwell en opleidingsinstituut NHA.

Frencken: “Mijn opa vond dat onderwijs voor iedereen toegankelijk en betaalbaar moest zijn. De mensen die niet naar school konden, konden thuis studeren. In de avonduren wen in hun eigen tempo. Daar is veel gebruik van gemaakt.”

Maxwell, dat in zijn hoogtijdagen 31 filialen had, werd in 2016 verkocht. NHA groeide uit tot één van de grootste aanbieders van afstandsonderwijs. Inmiddels staat de derde generatie aan het roer, met Harrie’s kleinkinderen Rob (45), Tom (43), Bart (39) en Marlous (30). NHA telt ongeveer 75 werknemers en 500 freelancers (docenten, auteurs), en biedt 550 opleidingen aan.

Dat varieert van cursussen computervaardigheden als Word en Excel tot een vmbo- en vwo-opleiding. In 2017 is NHA gestopt met de MBO- en HBO-opleidingen, waarop de onderwijsinspectie meermaals kritiek had geuit. Volgens Frencken had het NHA de opleidingen in 2017 ‘perfect op de rit’, maar waren ze niet langer rendabel.

Razend populair werd de cursus thuiskapper in de eerste lockdown. Omdat de kappers dicht moesten, gingen mensen het zelf leren. Sommigen hadden het na een paar weken aardig onder de knie.”

Het Pannings bedrijf heeft ‘enkele tienduizenden cursisten’ per jaar, zo vertelt Frencken. Door de coronacrisis zag het bedrijf de animo fors toenemen. “Vooral in de eerste en tweede lockdown. Razend populair werd de cursus thuiskapper. Omdat de kappers dicht moesten, gingen mensen het zelf leren. Sommigen hadden het na een paar weken aardig onder de knie.”

Daarnaast gingen honderden mensen gebarentaal leren, wellicht aangespoord door de coronapersconferenties met Irma Sluis. Met stip bovenaan staat echter Spaans. “Veel mensen gaan er op vakantie, hebben zich vaker voorgenomen om de taal te leren en hebben in de coronacrisis, als ze veel thuis zitten, geen excuus meer.”

Jacques Frenken, Kunst zonder de ‘c’

Jacques Frenken, heel ver familie met een achternaam die door de generaties heen de ‘c’ verloor, werd geboren op 10 maart 1929 in Den Bosch. Hij groeide op in een intellectueel en kunstzinnig milieu. Van zijn 5 jongere broers werden er 3 ook beeldend kunstenaar en de andere 2 werden architect en hoogleraar. Jacques Frenken studeerde aan de Tekenschool in Tilburg en behaalde er zijn acte als docent. Van 1952 tot 1957 studeerde hij in Amsterdam aan de prestigieuze Rijksakademie.

In 1957 vestigde Frenken zich weer in Den Bosch, waar hij een atelier en woonhuis betrok. Hij maakte zowel vrij schilderwerk als monumentaal opdrachtwerk, zoals het ontwerpen van glas-in-loodramen en wandreliëfs. Voor verschillende kerken ontwierp hij enorme wanden van glas-in-lood. De Norbertuskerk in Horst is sinds 2012 niet meer als kerk in gebruik, maar het gebouw bleef staan vanwege de monumentale ramen die door Frenken in 1962 werden ontworpen.

In de periode 1956 – 1965 maakte hij abstracte schilderijen met een duidelijk eigen handschrift. Het meest bekend zijn de ‘schriftschilderijen’, met grote letterachtige figuren, zijn ‘krasschilderijen’, met geometrische figuren in donkere verf gekrast en zijn reliëfs. Als jonge kunstenaar ontving hij de Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst (1956), de Thérèse van Duyl-Schwartzeprijs (1957), de Prix de Rome (1957) voor schilderkunst en de Culturele Prijs van de provincie Noord-Brabant (1962).

In 1965 begon hij afgedankte Heiligenbeelden te verzagen en assembleren tot Pop-Art-achtige beelden en werd daarmee nationaal bekend. De VPRO liet in 1967 een documentaire film maken over Frenken en zijn werk. Het werk werd geëxposeerd en aangekocht door diverse musea in Nederland. In 2017 was er een overzichtstentoonstelling van het werk uit deze periode in het Noordbrabants Museum.

Van 1968 tot 1988 gaf Jacques les aan de Kunstacademie van Den Bosch, als hoofddocent vrij schilderen.

Aan het begin van de jaren zeventig maakte hij ruimtelijk werk, met name levensgrote stillevens van kasten en voorwerpen, ingepakt in linnen en in lichte kleuren beschilderd.

Van 1973 tot 1979 werkte hij aan een grote serie verstilde werken, schilderijen in sobere minimalistische stijl, met repeterende lijntjes of vierkantjes. In maart 1979, rond zijn 50e verjaardag, kreeg hij hiermee een grote expositie in Het Kruithuis in Den Bosch.

Van 1980 tot 1984 maakte hij grote ruimtelijke werken van beschilderd papier. Het Museum de Commanderie van de Sint-Jan in Nijmegen, het huidige Museum Valkhof, stelde dit werk in 1985 tentoon.

Van 1982 tot ongeveer 1985 werkte hij veel met oliekrijt op dik papier. In 1983 maakte zijn zoon Gilles (1961) daarvan een documentair filmportret.

Van 1983 tot ongeveer 1997 kende Jacques Frenken weer een zeer vruchtbare periode en schilderde hij kleine en grote werken, soms langer dan 8 meter, met de namen van beroemde klassieke componisten en hun composities.

Vanaf 1997 begon hij religieuze thema’s te schilderen. Eerst kerkinterieurs, daarna exterieurs, vervolgens ’20 blikken op het kindeke Jezus’, naar 20 composities van Olivier Messiaen en daarna een hele serie ‘Stupa’s’, Oosterse tempels.

In 1998 kreeg hij een zeer omvangrijke overzichtstentoonstelling in het Museum Schloss Moyland, in Duitsland, 50 km ten oosten van Arnhem.

Van 2000 tot 2010 werkte Jacques Frenken vooral aan schilderijen van gestapelde geometrische vormen. Ook actualiseerde hij bestaande letterschilderijen uit de vijftiger jaren en werkte hij aan een serie landschapstekeningen, veelal 2 meter lange panorama’s.

Van 2010 tot 2017 werkte Jacques Frenken aan schilderijen van orgels en kerken, in de stijl waarin hij schilderde in de periode 1989 – 1994. Vanaf 2018 is Frenken weer een nieuwe weg ingeslagen, maakt hij kleurrijke schilderijen opgebouwd uit verticale verfbanen en schildert hij geabstraheerde bouwwerken, zoals fabrieken of kerken. In 2019 werd hij 90 jaar en had hij zijn eerste expositie bij de MPV Gallery.

De kracht van zijn werken is dat ze zijn ontstaan uit een diepe beleving van muziek, van religie en van beeldende kunst. Het meeste werk dat hij schilderde is uniek te noemen is, het lijkt op niets en van niemand anders. In zijn zeer van elkaar verschillende stijlperioden maakte hij werk dat nog steeds fris oogt, actueel is, origineel, maar tegelijkertijd een weerslag is van de tijd waarin het is gemaakt.

Foto’s: Urijan Pernink en Felix Janssens

Schilderij Harry Kranen naar Museum Peel en Maas

Museum Peel en Maas is in het bezit van een nieuw schilderij. Het gaat om het schilderij van kunstenaar Harry Kranen, een broer van mijn grootmoeder.

Via de Rabobank en daarna het Ergoedplatform Peel en Maas is een schilderij van Harry Kranen in bruikleen gesteld. Het gaat om een schildering van het Mariaplein in Helden. Frans Rovers deed onderzoek naar het schilderij van een tram in Panningen. Het schilderij bleek in handen van de Rabobank. Na contact te hebben gehad met de bank werd het schilderij geschonken aan Museum Peel en Maas. Ook werd door de bank gevraagd of er interesse was voor een schilderij van Harry Kranen, die het Mariaplein in Helden had vastgelegd. Ook dit schilderij is nu geschonken aan het Museum Peel en Maas.

Harry Kranen is geboren op 29 augustus 1923 in Helden-Dorp. Na drie jaar werken als huisschilder en een korte tijd studeren aan de Tekenschool in Roermond ging hij in 1943 naar de Maastrichtse Kunstnijverheidsschool waar hij, onderbroken door een gedwongen onderduiktijd, tot 1948 bleef. Van 1948 tot en met 1952 studeerde hij aan de Jan van Eyck academie bij professor Lau, bij wie hij na zijn studie nog verdere privélessen volgde. Daarna hield hij zich bezig met het kopiëren van oude meesters. Hierdoor kwam hij als vanzelf terecht in het restauratie-vak, dat hij van 1955 tot 1964 uitoefende. Sinds 1964 werkte hij steeds meer als autonoom kunstenaar. In februari 2003 overleed Harry Kranen in Maastricht.

Foto rechts: Jac. Willekens

Sinterklaas komt al 800 jaar in Roermond

Sinterklaas is weer in het land, en dat is niet voor het eerst. Roermond kent een lange Sint-historie waar ook de familie Frencken, die rond 1600 in Roermond kwamen wonen, ook bij betrokken waren.

Franciscus Frencken zal eind november 1613 de Goedheiligman voor de eerste maal gezien hebben, maar zal het onbewust hebben meegemaakt, gezien het feit dat deze eerste Frencken die in Roermond geboren werd, nog geen acht maanden oud was. Het was wel de start van een jarenlange traditie. De traditie van Sinterklaas in Roermond gaat nog verder terug, want er zijn aanwijzingen dat de Goedheiligman al ruim 800 jaar geleden werd vereerd in Roermond. Dat zegt iets over hoe de Roermondenaren toen leefden.

Al in 1224 – Roermond bestond nog maar net – hielden de Roermondenaren Sint-Nicolaas in ere. In een oorkonde uit dat jaar staat namelijk dat de Munsterabdij niets te zeggen had over de Sint-Nicolaaskapel. Die kapel, zo weten we uit latere vermeldingen, lag op de plek van de huidige Minderbroederskerk. In 1308 schonk de graaf van Gelre de kapel aan een groep monniken van de minderbroedersorde om daar een klooster te stichten.

Het ingangsportaal van de kerk zoals wij die kennen is opgetrokken uit grote brokken natuursteen. Pas vanaf 1200 kwam het gebruik van baksteen op. Waarschijnlijk braken de monniken de oude, in natuursteen gebouwde Sint-Nicolaaskapel in de vijftiende eeuw af en vormde het sloopmateriaal de basis voor hun nieuwe, veel grotere kerk.
Ze zegelden hun brieven trouwens met een afbeelding van Sint-Nicolaas.

In de periode die we hier behandelen woonde er nog geen een Frencken in Roermond, dat was pas rond 1607. De eerste Frencken die in Roermond kwam wonen was Nicolaus Vrancken (1591-1644), ook wel Frencken genoemd. Nicolaus werd vernoemd naar zijn overgrootvader Nikolaus (1490-1576) èn dus ook naar de Goedheiligman.

De oudste kern van de stad is de Markt en omgeving. Als de Nicolaaskapel in 1224 al bestond, dan strekte Roermond zich toen al uit van de Markt tot aan de Bakkerstraat. Verder weten we dat Sint-Nicolaas in de hoge middeleeuwen vereerd werd als schutspatroon van de schippers – vandaar die stoomboot waarmee Sinterklaas ieder jaar over zee naar Nederland komt. Als Sint-Nicolaas vóór 1250 ergens vereerd werd, dan waren daar ook schippers. Roermond was in 1224 dus geen boerennederzetting meer, maar een plaats waar schippers handelswaar vervoerden over de Maas.
De beroepsvereniging van de Roermondse schippers stond onder meer bekend als de Sint-Nicolaasbroederschap. Maar ook wel als de kogelbroeders. Die naam komt van een speciale muts, de ‘kogel’, die nieuwe leden bij hun inwijding opgezet kregen.

Met dank aan het Stadsarchief Roermond

Eerste postkantoor in Helden bij huize Frencken

Tegenwoordig kunnen we het ons allemaal nauwelijks voorstellen, maar begin vorige eeuw moesten allerlei zaken buitenshuis geregeld worden. Ook contact opnemen met iemand anders was niet zo eenvoudig. Telefoons waren nog geen gemeengoed en van bijvoorbeeld What’s App had men begin 1900 nog nooit gehoord. Een postkantoor was eind 1800 in de communicatie een onmisbare schakel. Reeds in 1898 beschikte Helden over een telefoonverbindingskantoor. De eerste posthouder van Helden was Hubertus Frencken (1873-1928).

Hoewel het eerste postkantoor eind 1898 opende, werden al in januari van dat jaar voorbereidingen getroffen. In ‘De Nieuwe Koerier’ van 25 januari 1898 is te lezen dat de burgemeester van Helden, Jan Janssen, pogingen in het werk stelde om van de ‘Hooge Regeering’ te verkrijgen, dat er een Telephonische verbinding van Helden naar Venlo gerealiseerd zou worden.

Op 19 april van datzelfde jaar werd bekend dat het postkantoor in Helden-Dorp maar ook in Panningen er zou komen. In Helden vond men Hubertus Frencken bereid als posthouder aan de slag te gaan. Toch duurde het nog meer dan een half jaar voordat de installatie geïnstalleerd werd en Hubertus aan de slag kon.

Hubertus was bedreven in het schakelen tussen de enkele telefoonlijnen die in het huis van zijn peetoom, Siegfridus Frencken (1839-1907) aan de Molenstraat in Helden binnen kwamen. Deze woning stond bekend als Helden-Dorp 545/707. Enkel enkele notabelen hadden de beschikking over een telefoontoestel. Het waren diezelfde notabelen die in 1899 een verzoek indienden om te komen tot de vestiging van een hulppostkantoor. Tot op dat moment werd de post afgehaald op het station te Reuver en via Helden naar het hulppostkantoor te Panningen gebracht. Als voornaamste reden werd opgegeven de snellere en kortere verwerkingstijd van de poststukken.

De eerste dag van opening had Hubertus Frencken het erg druk als postkantoorhouder. Hij moest maar liefst 19 telegrammen versturen, zo blijkt uit een artikel in De Nieuwe Koerier van zaterdag 1 oktober 1898.

In 1907 kwam Siegfridus, die kleermaker van beroep was, te overlijden. Hubertus Frencken ging in de woning aan de Molenstraat wonen, samen met zijn echtgenote, Maria Anna Creemers (1872-1935) en stichtte een gezin.

De eerste jaren liep het hulppostkantoor rustig, totdat in 1911 een noodlottige brand roet in het eten gooide. Het postkantoor werd door brand verwoest. Blussen ging nog niet zo snel, want het water moest van De Pool in emmers naar de Molenstraat gebracht worden. Het huis, waar het hulppostkantoor in gevestigd was, werd herbouwd en in 1912 ging de dienstverlening door vanuit het pand dat vele jaren later dienst zou doen als bakker (Bakkerij Peeters) en nog vele jaren later als cafetaria. In ‘De Nieuwe Koerier’ van die tijd staat te lezen:

‘Tegelijk met de opening van den tram zal het nieuwe telefoonkantoor met annexe huizing van den heer H. Frencken gereed zijn. ’t Heele gebouw levert voor ons dorp een fraaien aanblik op. Tegen Paschen kan de telefonische verbinding Venlo-Helden (dorp) weer plaats hebben.

In Nieuws- en Advertentieblad Midden Limburg van zaterdag 17 april 1926 staat een verslag van de gemeenteraadsvergadering van de week daarvoor te lezen. Hieruit blijkt dat op de betreffende vergadering gesproken is om het postkantoor in Panningen om te vormen tot hulppostkantoor. Financieel gewin zou hieraan ten grondslag liggen. Onder voorzitterschap van burgemeester Frans Peter Mathis van Cann, laat wethouder Janssen in het verslag van bijna 100 jaar geleden optekenen dat hij meent dat Hubertus Frencken voor het hulppostkantoor in zijn woning te hebben, 80 à 90 gulden krijgt. Dit zou een bezuiniging kunnen zijn wanneer men dezelfde constructie in Panningen zou toepassen. Zover kwam het echter niet, in Panningen kwam een groot postkantoor op de markt.

Hubertus Frencken overleed op 16 december 1928. Het hulppostkantoor bleef echter in de woning aan de Molenstraat, want Frencken’s echtgenote, Maria Creemers woonde er nog. Enkele Heldenaren werkten in het postkantoor maar een vastere vorm was gewenst. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog lagen de prioriteiten elders.

Net na de Tweede Wereldoorlog verhuisde het hulppostkantoor van de Molenstraat naar het Mariaplein in Helden, recht tegenover de kerk. In het huis van ‘Kranes-Hein’ was Nelly Kranen in 1906 geboren. Zij was in 1938 getrouwd met Siegfried (Sief) Frencken, de zoon van de eerste postkantoorhouder van Helden. En Nelly had een jongere zus, Mia Kranen (1922).

Hij stelde haar voor deze dat zij deze functie uit zou gaan oefenen en zo geschiedde. Het was wel druk in het huis van Kranes-Hein. Zoon Jac woonde er met zijn vrouw Nell Reijnders en ook Kranes-Hein en zijn vrouw woonden er in. Kranes-Hein (Hendrik Josef Kranen) was kapper, Jac werkte hier mee en daarnaast was er het hulppostkantoor gevestigd. “Ik kan me nog wel het een en ander herinneren”, zo vertelt dochter Mia Kranen. Opa en oma Kranen woonden bij mijn ouders Jac en Nell in en hadden op de eerste verdieping een kamer en op de gang aldaar een mini-keuken voor zichzelf.”

Toen in 1949 Nelly Kranen kwam te overlijden was zus Mia steeds meer in het huishouden van Sief Frencken te vinden om voor de kinderen te zorgen waardoor er geen tijd meer over bleef om in het hulppostkantoor te werken.

Het (hulp)postkantoor verhuisde weer, ditmaal naar de van Hövellstraat. Begin jaren vijftig was Mia Schers, die trouwde met Karel Absil een graag gezien gezicht rondom brieven, postzegels, rekeningen en zo meer. ‘Mia van de Post’, zo werd ze liefkozend genoemd, oefende tot eind 1988 de functie uit. In dat jaar ging ze met de VUT. Hiermee verdween het postkantoor in Helden als zelfstandig gebeuren en werd eerst een mobiel postkantoor gelanceerd dat enkele malen per week in Helden te vinden was; naderhand werd in de lokale supermarkt een postfaciliteit ingericht.

Een olijke noot: De Vrolijke Zangers

Tegenwoordig bruist het in Helden-Dorp van de muzikale talenten. Regelmatig is er wel een uitvoering van jeugdig talent live te beluisteren, maar ook op radio en televisie en internet is van alles te vinden. Wat niet iedereen weet is, dat er in de jaren dertig van de vorige eeuw een groepje jonge muzikanten was in Dörp dat regelmatig optrad in de eigen regio: ‘De Vrolijke Zangers’.

In het begin van de vorige eeuw bestond er in Dörp een ‘Muziek en Zangvereeniging’. Dat was het kerkelijk zangkoor van de Lambertusparochie, waaruit in 1902 Fanfare St Cecilia is voortgekomen. In die periode werd ieder jaar het Ceciliafeest gezamenlijk gevierd door zangkoor, fanfare, priesters, koster, onderwijzers en misdienaars.

Voor één van die feesten in 1933 maakt de dan 17-jarige Wiel Kranen ter gelegenheid van het 60-jarige kosterschap van Graad Pubben een speciaal lied. Het werd op het feest door een aantal aanwezigen gezongen. Dat waren Wiel Kranen zelf, Sief Frencken, Wiel Peters, Jo Wilms, Johan Crijns en Pierre van Soest. Het werd kennelijk zo’n succes dat het repertoire uitgebreids werd en meerdere optredens volgden.

Henri Hermans, dirigent van het Maastrichts Stedelijk Orkest, de voorloper van het LSO, was degene die dit gezelschap zelfs voor de radio bracht. Deze in die tijd uitzonderlijke gebeurtenis vond plaats op zaterdag 6 maart 1937. Heel Helden zat ’s avonds om kwart voor negen aan de radio gekluisterd, afgestemd op de KRO, om te luisteren naar ‘De vrolijke Zangers’ uit Dörp. In twee blokken van een kwartier (20.45u en 21.45u) werd een tiental bekende liederen ten gehore gebracht, waarvan enkele nu nog gezongen en gespeeld worden.

Naar aanleiding van een optreden schreef een zekere P.F. Chriger (pseudoniem?) als recensent een welwillende, maar soms ook opmerkelijk kritische recensie in Midden-Limburg van zaterdag 24 oktober 1936.
Volgens Chriger is het duidelijk dat

‘…de beluisterde zangclub nog niet op de hoogste trede van de muzikale ladder in haar genre is beland. Absoluut niet.
De Vroolijke Zangers hebben wederom -zij het dan niet met eenzelfde spontaniteit als we bij ’n vorig optreden mochten constateeren – duidelijk bewijs geleverd voor hun taak berekend te zijn, en ook thans wisten zij de in deze somberen tijd zoo noodzakelijke frische noot te geven.’

Nadat de recensent zijn ergernis over de valse piano heeft geuit (‘meer ’n groote afbreuk danwel ’n versierende omlijsting van het geheel’) gaat hij verder: ‘Der Onkel Bumba’ werd zonder eenig teken van ‘spraakgebrek’ in een bewonderenswaardig vlot tempo uitgevoerd, waarna in ‘de Kapelle’ het hoogtepunt van dezen avond werd bereikt. Dàt was muziek! Zeer zeker, in zulk een voordracht, hét succesnummer voor ieder gehoor, waarin zoowel piano alsook alle stemmen tot hun volste recht komen. Was ’t hierdoor dat ‘Guter Mond’ minder goed voldeed? ’n Licht nummer, dat door een té gemakkelijke uitvoering, té licht aandeed. Flink articuleren is goed, maar dit mag toch zeker bij het bezingen van den zacht zwevenden gang der naam niet in een te afzonderlijk overgaan!
Met ‘De vroolijke Zangers’ zingen we dan als slot, hun een ‘Lebe Wohl’ toe -bij inzet een weinig de stemming zoek – en hoopen, dat zij een succesvol seizoen en verdere toekomst tegemoet zullen gaan.’

In ‘Midden-Limburg’ van 15 oktober 1987 werd dit sextet met een artikel ‘Terug in de tijd’ nog eens in herinnering gebracht. Het was toen vijftig jaar geleden dat ze voor de radio zongen. Het gezelschap heeft maar een relatief kort bestaan gekend (1933-1938).

Met dank aan Henk van Soest en Instituut voor Beeld en Geluid

Charles Frencken: De Katholieke Middenstandsbond, miswijn en Provinciaal bestuur

De Katholieke Middenstandsbond, bisdom Breda werd in 1903 opgericht. Voorzitter van het eerste uur was Charles Frencken (1860-1933). Het initiatief werd genomen door bisschop Leijten, die hiermee gevolg gaf aan de oproep van paus Leo XIII in de encycliek Rerum Novarum, uit 1891, tot het vormen van katholieke organisaties.

Het voorbeeld was de één jaar eerder opgerichte Katholieke Middenstandsbond, bisdom ‘s-Hertogenbosch. De middenstandsbonden werden ook wel ‘Hanze’ genoemd. De geestelijk adviseur van de Bossche Hanze, dr. J. Nouwens, had een grote rol in de begintijd van de Bredase bond.

De keus voor Charles Frencken was niet zo moeilijk. Hij had een florerende wijnhandel in Oosterhout die hij had overgenomen van zijn vader. Deze zaak gaf diverse zegelloodjes uit die bevestigd werden aan de wijnflessen. Vanaf 1924 was hij sinds politiek actief in Noord-Brabant als lid van de Gedeputeerde Staten in die provincie.

Charles Frencken maakte wijn voor de Heilige Sacrificie. In Dagblad De Tijd van 25 november 1890 staat vermeld dat elke fles werd verzegeld. Of er sprake was van belangenverstrengeling? Feit is wel dat de zoon van Charles, Frans (1886-1946) in 1910 priester werd. Het is dus niet vreemd dat de miswijn werd geleverd door zijn vader

Terug naar de Katholieke Middenstandsbond: Deze bond begon met 48 leden, twee weken later waren het er 208. Voorzitter Charles Frencken was hierdoor in zijn nopjes, maar zijn gemoedstoestand zal snel gekelderd zijn. In 1904 waren er 16 plaatselijke afdelingen, maar het aanvankelijke enthousiasme zakte snel in en drie jaar later waren er nog maar zes. Het begin was moeizaam, men was onervaren in het samenwerken en verschilde van mening over de mogelijkheid van zondagsrust (nieuw voor middenstanders) en over Coöperatie.

Toch werden een incassobureau en een onderlinge glasverzekering opgericht en werd het handelsonderwijs gestimuleerd. In 1911 waren er 622 leden in 8 afdelingen, in 1913 800 in 10 afdelingen.

De in 1912 gevormde Federatie van vier Diocesane bonden viel uit elkaar. De omstandigheden tijdens de Eerste Wereldoorlog gaven weer aanleiding tot meer samenwerking en het aantal afdelingen groeide tot 19 met 1350 leden.

Na 1918 kwamen moeilijke jaren. Door de ondergang van de Hanzebank ontviel de Bredase bond een belangrijke vaste inkomstenpost en ontstond zelfs een schuld. Ook het ledenaantal verminderde sterk.

In 1926 werd E. Th. Lockefeer tot voorzitter gekozen. Het bestuur wist de moeilijkheden te boven te komen en de bond kwam weer tot bloei. Bij de opheffing in 1942 door de Duitse bezetter waren er 1900 leden. Het contact met de leden werd toch onderhouden en onder de naam ‘Retraitefonds’ werd contributie geïnd.

Na de bevrijding van Zuid-Nederland in 1944 werd de bond heropgericht, in samenwerking met de Bossche bond. Opnieuw moesten veel moeilijkheden worden overwonnen. Een poging om binnen de landelijke Ned. Kath. Middenstandsbond kadercursussen op te zetten leidde niet tot resultaat. Naoorlogse voorzitters waren M. Oomens, D. Slootmaekers, A. Snels, J. van Bekhoven, A. Lockefeer.

Er werden fondsen opgericht: het Santosfonds, het Chris Jansenfonds voor financiële hulp aan leden in moeilijkheden en een Priesterstudentenfonds. De Bond had ook rechtskundig adviseurs in dienst. Er werd bijgedragen aan de bouw van een Middenstandskapel in de nieuwe kerk van O.L. Vrouw van altijddurende bijstand. De vroegere geestelijk adviseur, M. Vos, was bouwpastoor van deze kerk. Bij het gouden jubileum in 1953 telde de Bredase bond 48 plaatselijke afdelingen met in totaal 3000 leden.

Burgemeester Sjra Frencken zette Wessem en Voerendaal op de kaart

Gerardus Jacobus Hendrikus (Sjra) Frencken (1911-1987) werd geboren als zoon van postkantoorhouder Hubertus Theodorus Frencken en Maria Anna Johanna Creemers in Helden. Een man die midden in de gemeenschap stond als burgemeester van Wessem en Voerendaal. Voordat hij tot burgemeester werd benoemd was hij werkzaam als ambtenaar ter secretarie in Roggel.

In Roggel was Sjra Frencken ook actief in het verenigingsleven. Zo was hij voorzitter en medeoprichter van gemengd koor Melodia. Een mooi verhaal het gebeuren rondom de processie. In de jaren veertig van de vorige eeuw trok die nogal sereen door het dorp. Frencken was wel in voor een grap en zorgde, dankzij een bevriende buurman die in de elektronicabranche werkzaam was, dat er luidsprekers in de kerk geplaatst werden waaruit kerkelijke gezangen kwamen. De deelnemers van de processie wisten niet waar het geluid vandaan kwam maar begonnen spontaan mee te zingen.

Frencken werkte op de secretarie in Roggel maar het had weinig gescheeld of hij was net als zijn broer Siegfried, het onderwijs in gegaan. Hij koos echter voor ambtelijke werkzaamheden en melde zich als ‘volontair’ op de secretarie en behaalde naast zijn werk zowel de diploma’s GA1 als GA2.

Sjra Frencken werd op 1 september 1949 benoemd tot burgemeester van Wessem. In deze tijd droeg deze gemeente nog duidelijke sporen van de Tweede Wereldoorlog. Frencken maakte zich sterk voor de overgang van de landbouw naar de industrie in Midden-Limburg. Dat dit proces moeizaam liep moge duidelijk zijn in het landelijke Limburg. In mei 1952 kwam Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernard naar de regio waar hij met burgemeesters, waaronder Frencken, sprak over dit proces. In Roermond werd de aanzet gegeven om de industrialisering gestalte te geven. Door de ligging van Wessem bij het kanaal was er een belangrijke rol in het proces voor deze gemeente weggelegd. De steenslagindustrie in Wessem kwam langzaam op gang, een proces waar Sjra Frencken zich sterk voor maakte.
Naast de industrie was Frencken een graag geziene persoon bij verenigingen. “Hij kende de bevolking door en door en wist met veel takt en wijsheid oude gevoeligheden te ontgaan”, aldus een artikel in Het Limburgsch Dagblad van 2 september 1958.
De eigenschap rondom takt en wijsheid kwam Sjra Frencken te pas toen er in Wessem de problematiek de kop opstak rondom de verkaveling van de gemeentelijke koeweide. Hij slaagde erin deze problematiek op te lossen. Onder zijn leiding werd ook het gemeentehuis in Wessem verbouwd.

De normalisering van de Panheelderbeek kwam ook van de hand van Frencken evenals de herziening van het uitbreidingsplan van Wessem, zo is te lezen uit diverse artikelen in het Limburgsch Dagblad uit die tijd.

Toen op 16 september 1958 Sjra Frencken als burgervader aan de slag ging in Voerendaal liet hij een mooie gemeente na aan zijn opvolger Alphons Kerckhoffs. Hij werd deze dag met zijn gezin opgewacht aan de gemeentegrens en met twee rijtuigen werd een rondrit door de gemeente gemaakt. Dat hij ad-hoc kon reageren merkten de inwoners meteen bij zijn installatie. Toen een scholier in het Limburgs dialect in rijm een gedicht voordroeg om Frencken en zijn gezin welkom te heten, bestond het dankwoord van Sjra Frencken ook uit een dialect rijmpje.

In Voerendaal dook meteen een probleem op dat bekend stond als het ‘forensenprobleem’. Doordat Voerendaal tussen Maastricht, Aken en Heerlen lag en vele inwoners daar werkten, waren er overdag minder bewoners in de gemeente. De grote woningnood was een ander probleem dat aan de orde was.

Het onderwijs in Voerendaal was slecht behuisd. Frencken maakte zich sterk door voor nieuwbouw te zorgen.

Ook rondom toerisme was Sjra Frencken een verbinder. Hij werd door de VVV in 1959 tot buitengewoon lid benoemd.

De oplossing van Sjra Frencken rondom de huisvestingsproblematiek van diverse scholen in Voerendaal werd ook in Maastricht op het Provinciehuis opgemerkt. In maart 1959 kwam de Gouverneur, Frans Houben, poolshoogte nemen. Frencken liet hem de nieuwbouw zien van enkele scholen in de gemeente.

Een nieuw politiebureau evenals ene modern postkantoor werden onder Frenckens’ bestuur gerealiseerd in de Zuid-Limburgse gemeente.

Was in Wessem de verkaveling van de koeweide een heet hangijzer in de tijd dat Sjra Frencken burgemeester was; een soortgelijk iets speelde ook in zijn tijd in Voerendaal. Omdat hij eerder met dit bijltje gehakt had, werd hij in de Provincie Limburg geïnstalleerd als voorzitter van de Commissie Ruilverkaveling.

De verenigingen spraken ook lof over Sjra Frencken. Zo kon in september 1959 Sjra Frencken de nieuwe terreinverlichting ontsteken op de terreinen van RKVV Voerendaal. Dit was een van de eerste verdiensten op sportief vlak van Sjra Frencken. Enkele jaren later, in 1964, nam Frencken stelling tegen een journalist die negatief geschreven had in de ‘Sportkroniek’ over erbarmelijke accommodaties in Voerendaal. “Mensen die niets om sport geven, weten ’t altijd beter!’, aldus de burgervader die hiermee de bevolking achter zich kreeg, temeer omdat de journalist geen goed onderzoek had gedaan daar er vanuit de KNVB en andere nationale instanties fondsen verzameld waren om zaken snel en effectief te laten verlopen, zo is te lezen in het Limburgsch Dagblad van 30 april 1964.

Dat na dit gebeuren de journalisten anders omgingen met bewindspersonen in Voerendaal was meteen merkbaar. Een journalist schreef op 30 april 1964 in het Limburgs Dagblad:

“Op de mooie raadszolder van Voerendaal is een ruit lichtelijk beschadigd en als de wind daarop staat tocht het. Op die tocht zit dan de pers, die vrijmoedig constateert dat het kil is.
Dinsdagavond was het niet kil, maar heerlijk warm omdat burgemeester Frencken in hoogst eigen persoon de kachel voor (niet ‘met’) de pers aanmaakte.
De weldadige infra-roodstralen hebben ervoor gezorgd dat onze correspondent de laatste restjes van zijn spit kwijtraakte. Voor de zonnelamp gisteravond werd gedoofd werd de raadsleden medegedeeld dat voor de verbetering van de verwarming in het raadhuis, een advies was binnengekomen. Waarvan warm akte!

Een maagbloeding zorgde ervoor dat Sjra Frencken even uit de running was. Hij herstelde en kon de laatste weken van 1964 zo trots als een pauw door zijn gemeente lopen. Frencken had een gedenkboek van Voerendaal naar het Vaticaan gestuurd waarvoor Paus Paulus VI een in de Franse taal gestelde dankbrief had gestuurd.

Buiten Voerendaal was Sjra Frencken ook bekend, sterker nog, zijn echtgenote Lies Frencken-Reinders had de eer om in Rotterdam de ‘Voerendaal’ officieel te dopen. De rederij had voor de naam gekozen omdat de naam van al hun schepen met een ‘V’ begonnen. Bij de officiële tewaterlating op 11 december 1964 schonk Lies Frencken een uit eikenhout vervaardigde plaquette met de tekst ‘Voerendaal ben ik gedoopt’ aan de kapitein van de boot.

Ook de regio Zuid-Limburg vond Sjra Frencken belangrijk. Zo zorgde hij ervoor dat belangrijke wielerwedstrijden door zijn gemeente maar ook door buurgemeenten reden. De samenwerking bevatte daarnaast ook nog andere zaken die gezamenlijk werden opgepakt.

Sjra Frencken werd op 1 februari 1969 eervol ontslag verleend. Tijdens een afscheidsreceptie sprak Frencken de aanwezigen emotioneel toe: “Als ik een muzikale omlijsting bij dit gebeuren kiezen moest, zou mijn keuze noch op de ‘Marche funêbre’, noch op het ‘Haleluja’ van Händel vallen, maar op Verdi’s ‘La forza del destino’: de macht van het noodlot, gedirigeerd door de maagd der gerechtheid, die in dit geval echter niet geblinddoekt hoefde te zijn”. Sjra Frencken werd door Jozef Sieben in Voerendaal opgevolgd als burgemeester.

Hij trad vanaf februari 1969 als inspecteur in dienst bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (A.B.P.) in Eindhoven.

Het zijn slechts enkele anekdotes die we uit artikelen en verhalen konden optekenen. Zoon Huub (1941) is op dit moment gegevens aan het verzamelen over de burgemeesterstijd van zijn vader. “Ik baseer me daarbij op allerlei bronnen en hoop een samenhangend verhaal op hoofdlijnen te kunnen componeren”, zo vertelt hij.

Sjra Frencken overleed op 13 februari 1987 op 75-jarige leeftijd in Roggel.

Vroedvrouw To Frencken niet op haar mondje gevallen

Peter Johannes Frencken, in Helden beter bekend als ‘Sjang’, werd op 16 augustus 1878 geboren als vierde kind in het gezin Frencken-Linssen. Net zoals zijn vader werd hij kleermaker, maar dit was van korte duur. Na zijn huwelijk met de Roermondse Maria Hubertina Bongaarts (Jo) verhuisde hij naar Groesbeek en werd hij kapper. Ze werden graag geziene inwoners in dit dorp.

Jean Frencken

Het echtpaar trouwde op 4 september 1916 in de kerk in Helden en vertrok in 1924 naar Groesbeek. Reden was dat Maria (To) Bongaarts een betrekking had gekregen als gemeente-vroedvrouw in Groesbeek. In de gemeentelijke notulen rondom haar aanstelling is te lezen dat ze voor deze betrekking 1000 gulden per jaar zou ontvangen.

In Groesbeek werd het kerkplein geheel vernieuwd. De centraal gelegen Cosmans en Damianuskerk werd in 1922 in gebruik genomen als opvolger van de oorspronkelijke kerk in Groesbeek uit 1836 die een opvolger was van een schuurkerk die drie jaar daarvoor geopend was en door een storm verwoest werd. Na ingebruikname van de nieuwe kerk werd de naastgelegen oude Cosmas en Damianuskerk gesloopt. De kerk werd gebouwd naar een ontwerp van Caspar Franssen en is een gemeentelijkmonument.

Links boven: Het huis van Jean en To Frencken op het kerkplein in Groesbeek

Het echtpaar Frencken-Bongaarts woonde in een kleine huurwoning in Groesbeek. Het vak kleermaker leverde niet veel op, vandaar dat ‘Sjang’, die in Groesbeek ‘Jean’ werd genoemd, zich liet omscholen tot kapper, voor zover dat nodig was. Dit vak ging hem goed af. Naast de kerk in Groesbeek was nog een stuk braakliggend terrein. Lang heeft het niet braak gelegen, want hier zou een kapsalon komen, zo is terug te vinden in een advertentie in een lokaal blad uit 1928, geplaatst door Peter Johannes (Jean) Frencken:

‘Heeren- en Dameskapper. Grimeur, Manicure, Pedicure. Eenigst gediplomeerd Kapper in Groesbeek. Voor alle gelegenheden Pruiken en Grimeur artikelen, zoowel te Koop als ín Huur. Eigen inrichting voor het aanzetten van scheermessen.’

Maria Bongaarts startte als vroedvrouw in Groesbeek. Ze hadden geen eigen kinderen maar wel twee aangenomen kinderen, Anna Boros, een meisje uit Hongarije en een jongen. Wie dit was, is vooralsnog onbekend.

Maria kwam ook nog in opspraak, zo blijkt uit een krantenartikel van de Provinciale Arnhemsche – en Níjmeegse Courant van 8 juli 1926.

‘De gemeenteraad is voltallig, terwijl een stampvolle tribune er op wijst, dat er ditmaal zeer veel elektriciteit in de lucht zit. Ook is de politie aanwezig. (…) op verzoek van den Raad verschijnt hierop ter vergadering de Gemeente-Vroedvrouw mevr. Frencken, die nader bevestigt de mededeling van den heer Van Bernebeek in de vorige vergadering, nl. dat mej. Bögels mevr. Frencken zou hebben aangeraden zich niet druk te maken over haar praktijk, daar haar toch een inkomen vanaf 1800,- was gegarandeerd enz. Met betrekking tot de uitoefening van haar praktijk in Berg en Dal en De Ploeg (H. Landstichting), deelt zij mede in die buurtschappen nog wel te komen en er nog patiënten te hebben. In het geval in De Ploeg door mej. Bögels genoemd, was zij niet eens gevraagd, in plaats van hulp geweigerd te hebben. De Voorzitter is niet te spreken over de wijze waarop mej. Bögels hier weer eens te werk is gegaan en eist van haar nadere verklaring. Mej. Bögels draait om de zaak heen, doch wordt door den Voorzitter bij herhaling tot de orde geroepen. Geëist wordt verklaring in zake de beschuldiging. Deze blijft echter uit. Er komen moties om mevrouw Frencken in haar eer te herstellen en andere, waarbij het vertrouwen in mej. Bögels wordt opgezegd.

De Voorzitter herinnert mej. Bögels ook nog eens aan de beweerde valse stemming en verwacht nog steeds, dat zij de beschuldiging daaromtrent zal herroepen. Ook dit blijft mej. Bögels weigeren. De Raad wordt ten slotte woelig en als mej. Bögels nog het woord vraagt voor de rondvraag, verlaten de leden de vergadering. Mej. Bögels blijft alléén met den Voorzitter, die nu de vergadering wegens onvoltalligheid sluit.’

Het is niet de eerste keer dat Maria in opspraak komt. De gemeente Groesbeek verstuurt naar aanleiding van een gebeurtenis op 4 augustus 1928 een persbericht naar de media waaruit blijkt dat er onenigheid is rondom het verlenen van hulp aan andere kraamvrouwen.

‘PERSBERICHT 4 augustus 1928. Gemeenteraad Groesbeek.
(….) Op verzoek van de gemeente verloskundige M.H.C. Frencken – Bongaarts om betaling van kosten van ziekte en vervanging werd afwijzend beschikt. B. en W. werden uitgenodigd in de eerstvolgende vergadering te komen met een ontwerp tot wijziging harer instructies door toevoeging ener bepaling, inhoudende dat de vroedvrouw hulp zal moeten verlenen aan alle kraamvrouwen (dus ook buiten de armenpraktijk) die haar hulp inroepen.’

Een jaar later, eind 1929,krijgt Frencken concurrentie van de eveneens aan de Pannenstraat woonachtige particuliere verloskundige Th.J Verbeeten – Bruils. Toen deze in 1942 zelf moest bevallen kreeg zij assistentie van de verloskundige Maria de Heij, over wie Iater meer.

Dat de situatie nog een staartje had blijkt uit het feit dat in de Nijmeegsche Courant van 28 mei 1929 te lezen staat dat er om de gemeenteraadsvergadering, die een dag daarna zou plaatsvinden, de kwestie wederom aan de orde komt.

Uit Groesbeek. Gemeentebestuur gedagvaard in de vergadering van de Raad dezer gemeente. Op woensdag 29 meí des namiddag 3 uur komt onder meer aan de orde: Behandeling dagvaarding gemeentebestuur in zake vorderingen van de gemeentelijke verloskundige mevrouw Frencken-Bon gaarts. (met rechtskundige bijstand) (….)

Hoe deze vergadering verlopen is, is niet nagegaan, duidelijk is wel dat het gemeentebestuur van Groesbeek het destijds niet makkelijk had. Dat To Frencken niet onderschat moet worden, blijkt uit een artikel in Dagblad ‘De Tijd’ van 9 augustus 1930.

Verslag van de eerste zitting gehouden in de raadszaal van Eindhoven van het College voor Medisch Tuchtrecht en oplossing van geschillen voor Noord – Brabant, Limburg en Gelderland. (…)

Onder de twaaÍf leden van het college bevindt zich Mevrouw M.H.C. Frencken – Bongaarts, hetgeen aangeeft dat zij een goede reputatie genoot. Tevens zal ze ‘niet op haar mondje gevallen zijn’.

Jean overleed op 11 maart 1941 in Groesbeek. Het echtpaar bleef kinderloos.

To Bongaarts stopte met haar eigen praktijk in 1944. Deze werd overgenomen door de eerder genoemde Maria de Heij. Omdat deze Maria vrijwel na de overname van de praktijk in Groesbeek bij het Rode Kruis in een opvangkamp voor soldaten ging helpen, hervatte To haar werkzaamheden als vroedvrouw in Groesbeek.

In de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog had To het zwaar. Ze was behulpzaam, blijkend ook uit een oproep van 6 april 1945:

‘Kunnen en willen de Nijmeegse collega’s mij met 2 Kochsche Pincetten, één injectiespuitje, enige Ampullen Piton en Ermetrine en een gummi Katheter helpen! Ben totaal getroffen. Heb niets meer en de patiënten kunnen niet wachten. Wat u kunt missen kan bezorgd worden: Postweg 97, Nijmegen.
M.H.C. Frencken – Bongaarts, Vroedvrouw, Groesbeek.’

Medio 1945 kon Maria de Heij haar werkzaamheden als vroedvrouw win Groesbeek hervatten en stopte To definitief. Ze hertrouwde na de Tweede Wereldoorlog met tramconducteur Bernard Fuchten, die eerder getrouwd was met Wilhelmina Leenders.

Met dank aan Gerrie Driessen.

Op de foto bovenaan het artikel: Vooraan in het midden ter gelegenheid van een huwelijksjubileum Jean Frencken (zittend rechts met handen op elkaar) naast To Bongaarts (met pleegkind Anna Borros, op haar hurken, voor haar zittend).