Meijelse roots rond de Sint Wilbertusput

De achternaam ‘Lenders’ van mijn grootmoeder, is terug te herleiden naar Gerardus van Calheze, waarmee de geschiedenis van deze tak binnen mijn stamboom terug te herleiden is naar begin 1300. Puzzelwerk bracht me bij nazaten die ook zaken vanuit het verleden hebben uitgezocht. Met name Pierre van Calis en Roos Aerts-Lenders hebben belangrijk werk hiervoor gedaan. De familietak heeft zich vele jaren geconcentreerd rond de Sint Wilbertusput die exact op de grens tussen Meijel en Neerkant ligt.

Wat nog het mooiste uit dit ‘speurwerk’ is, is het feit dat nu achterhaald is waart de bijnaam ‘Die van Litjens’, waar de familietak van mijn grootmoeder mee aangeduid werd, vandaan komt. Het is geen verbastering van de familienaam ‘Lenders’, maar komt van Arnold Cuijpers.

Het hele verhaal is in een apart hoofdstuk op deze website te lezen.

Een klein beetje Duitse roots

Als je door de stamboom aan het pluizen bent, doe je regelmatig ‘aparte’ ontdekkingen. Zo ook nu weer, want in mijn stamboom komt een beetje Duits bloed voor. Alhoewel: In die tijd hoorde het gebied waar ik over schrijf tot het Hertogdom Gelre, waar ook Helden en omgeving deel van uitmaakte.

De grootmoeder van mijn overgrootvader, Joanna Theeuwen (1805-1880) uit Maasbree heeft Duitse voorouders. Zij is in 1838 met Lambertus Frencken (1808-1897) getrouwd.
Haar overgrootvader, Arnoldus Tewen (1710-1798), werd geboren in het Duitse Leuth. Leuth, is een van de zes stadsdelen van de gemeente Nettetal in de deelstaat Noordrijn-Westfalen in Duitsland, net over de grens bij Venlo. Tot 1970 was het een zelfstandige gemeente.

Arnoldus trouwde in 1732 voor de eerste maal met de uit Tegelen afkomstige Eva op Cleef. Omdat zij vroegtijdig stierf (1738), trouwde hij zes maanden later, op 17 mei 1739 in zijn toenamolige woonplaats Tegelen met de Maasbreese Ida Heldens (1715-1800) en verhuisde daarmee naar de geboorteplaats van zijn vrouw.

Als ik daar eens tussen mocht zitten, flitste door mijn hoofd

Op 4 augustus 1929 deed ze haar intrede in de congregatie van de Zusters van Liefde. Marietje Lenders werd zuster Frederico en koos daarmee definitief voor het kloosterleven.

Maria Elisabeth (Marietje) Lenders (1913-2008) was de kleindochter van Hendrik Lenders (1823-1891) die op zijn beurt weer de kleinzoon was van Henricus Lenders (1752-1823). Deze Henricus was ook de grootvader van een andere Hendrik Lenders (1825-1892), en dat was de grootvader van mijn grootmoeder. Is het nog te volgen?

Terug naar de katholieke kerk, die binnen veel families vroeger een belangrijke rol speelde. Dit was ook bij de familie Lenders zo. In een vorig verhaal schreef ik over bouwpastoor Alphons Lenders, nu dus een geheel andere tak van de Lenders-stamboom, over zuster Frederico. Marietje Lenders, oftewel Zuster Frederico, had nooit spijt van het kloosterleven. Haar leven binnen de kloostermuren zou afgewisseld worden met lesgeven binnen het onderwijs. Half Schijndel heeft ze voor de klas gehad. Als een oud-leerling haar naam hoort, zegt deze spontaan: “Zuster Frederico? Een schat van een mens, ze kon veel hebben, maar je leerde gauw waar de grens lag.”

Ze is op 12 september 2008 overleden. In de zeventig jaar die ze bij de zusters doorbracht, heeft ze een hele evolutie binnen de religie, het kloosterleven èn het onderwijs meegemaakt. Van een karig ingerichte chambrette tot een gezellig ingericht woon- en slaapappartement met uitzocht op een fraaie binnentuin en van strenge regels en absoluut gezag tot soepele regelgeving en inspraak.

Ze was twaalf jaar toen ze als interne leerlinge voor een mulo-opleiding bij de zusters in Schijndel werd aangemeld. “Mijn vader en moeder hadden in Son een bakkerij annex winkel”, vertelde zuster Frederico tegen Roos Arts-Lenders, die haar aan het begin van deze eeuw meerdere malen sprak, toen ze bezig was met de uitwerking van haar familieboek over de nazaten van de familie Lenders.

Al vroeg speelde in haar hoofd dat ze het klooster in wilde. “Dat is nooit door mijn familie opgedrongen”, zo vertelde ze in 2003. “Als iemand mij als klein kind vroeg wat ik wilde worden, zei ik steevast: ‘zuster’.“ Het leven tussen de klooster- en schoolmuren boeide haar. “Als we in de kapel zaten, zag ik de grote groep zusters”, zo vervolgde ze in die tijd. Na de mulo-opleiding was de overgang naar de kweekschool onvermijdelijk. Het onderwijs lag haar. Geen zuster in de verpleging en geen zuster op een huishoudschool. “Ik kon nog gene knoop aan een hemd naaien”, aldus zuster Frederico.

Het werd uiteindelijk het kleuteronderwijs. “Ik ben op de school tegenover het klooster begonnen. Het was de tijd dat onder de les niet mocht worden gedronken en naar de wc gaan taboe was, dat moest allemaal op gepaste tijden gebeuren”, herinnerde Marietje zich. Ze had in 2003 nog een leuke anekdote. “Ik zei tegen de jongens dat, als ze naar de wc gingen, zij de wc-bril omhoog moesten doen. Toen een leerling lang in het hokje bleef, ging ik toch eens kijken. Daar stond hij huilend met zijn brilmontuur omhoog gestoken. Hij kon op die manier natuurlijk niet plassen!”

Het omgaan met kinderen en ouders heeft zuster Frederico tot aan haar pensioen, 49 jaar lang, als zeer prettig ervaren. “Veranderingen binnen het onderwijs spraken mij onmiddellijk aan. Ik heb met vernieuwing nooit moeite gehad. Hoe soepeler het allemaal werd, hoe liever ik het had. Ik vraag me nog wel eens af of ik wel een echte, goede religieuze ben”, zo lachte de zuster in 2003.

Tien jaar, waarvan vijf oorlogsjaren, bracht zuster Frederico in Nijmegen door, om daarna weer terug naar haar vertrouwde Schijndel terug te keren. “Je had toen niets te zeggen, je ging naar waar je naartoe werd gestuurd”, zo vertelde ze.

De kloosternaam ‘zuster Frederico’ heeft ze ontleend aan de naam van haar vader, Frits, en haar moedersnaam Drieka.

De Lokale Omroep Schijndel zond aan het begin van deze eeuw een portret over en met haar uit.

Alphons Lenders bouwpastoor van Maastrichtse Sint-Hubertuskerk

Heel ver is hij familie, want de overgrootvader van Alphons was Henricus Lenders (1752-1823). En die Henricus was weer de overgrootvader van mijn grootmoeder. Is het nog te volgen? Insteek van dit verhaal is het feit dat Alphons bouwheer was van de Sint-Hubertuskerk in de Boschpoort (ook wel Bosscherveld genoemd) in Maastricht.

De kerk werd in 1924 gebouwd. Alphons had het er in die tijd maar druk mee. De zoon van Adriaan Lenders en Hermine van Oijen die eigenaar waren van winkel, bakkerij en herberg De Zwaan in de Dorpsstraat in Meijel waren trots op hun zoon.

Alphons ging op 9 oktober 1890 naar het Bisschoppelijk College in Weert en op 1 september 1896 werd hij ingeschreven op het grootseminarie Rolduc. Op 15 maart 1902 werd hij in Roermond tot priester gewijd waarna hij tot 1920 leraar geschiedenis werd aan het Progymnasium te Venlo. Van 1921 tot zijn dood in 1931 was hij oprichter en eerste pastoor van de parochie van St. Hubertus te Maastricht. Dat was in de wijk Bosscherveld. Samen met kapelaan Jan Moorman heeft hij daar, tussen tweehonderd noodwoningen en met veel geldzorgen, een kerk kunnen bouwen naar ontwerp van de Venlose architect ir. Jules Kayzer.

Daar vierde hij ook zijn zilveren priesterfeest op 15 maart 1927, waarbij hij van de parochie een uurwerk met luidklok kreeg met de inscriptie ‘Alphonsus is mijn naam’.

Hij overleed vrij plotseling. Op verzoek van zijn halfzus Petronella Lenders, genoemd ‘Lindere Nella’, werd hij begraven in Neerkant. Lindere Nella was naar Neerkant verhuisd en dreef daar tot op hoge leeftijd een kruidenierszaak en postkantoor. Zij ondersteunde Alphons regelmatig met geldzendingen.

Anno 2021 is de kerk niet meer in dienst voor religieuze diensten, maar kan er gesport worden. Het is een sportschool.