Vroedvrouw To Frencken niet op haar mondje gevallen
Peter Johannes Frencken, in Helden beter bekend als ‘Sjang’, werd op 16 augustus 1878 geboren als vierde kind in het gezin Frencken-Linssen. Net zoals zijn vader werd hij kleermaker, maar dit was van korte duur. Na zijn huwelijk met de Roermondse Maria Hubertina Bongaarts (Jo) verhuisde hij naar Groesbeek en werd hij kapper. Ze werden graag geziene inwoners in dit dorp.

Het echtpaar trouwde op 4 september 1916 in de kerk in Helden en vertrok in 1924 naar Groesbeek. Reden was dat Maria (To) Bongaarts een betrekking had gekregen als gemeente-vroedvrouw in Groesbeek. In de gemeentelijke notulen rondom haar aanstelling is te lezen dat ze voor deze betrekking 1000 gulden per jaar zou ontvangen.
In Groesbeek werd het kerkplein geheel vernieuwd. De centraal gelegen Cosmans en Damianuskerk werd in 1922 in gebruik genomen als opvolger van de oorspronkelijke kerk in Groesbeek uit 1836 die een opvolger was van een schuurkerk die drie jaar daarvoor geopend was en door een storm verwoest werd. Na ingebruikname van de nieuwe kerk werd de naastgelegen oude Cosmas en Damianuskerk gesloopt. De kerk werd gebouwd naar een ontwerp van Caspar Franssen en is een gemeentelijkmonument.

Het echtpaar Frencken-Bongaarts woonde in een kleine huurwoning in Groesbeek. Het vak kleermaker leverde niet veel op, vandaar dat ‘Sjang’, die in Groesbeek ‘Jean’ werd genoemd, zich liet omscholen tot kapper, voor zover dat nodig was. Dit vak ging hem goed af. Naast de kerk in Groesbeek was nog een stuk braakliggend terrein. Lang heeft het niet braak gelegen, want hier zou een kapsalon komen, zo is terug te vinden in een advertentie in een lokaal blad uit 1928, geplaatst door Peter Johannes (Jean) Frencken:
‘Heeren- en Dameskapper. Grimeur, Manicure, Pedicure. Eenigst gediplomeerd Kapper in Groesbeek. Voor alle gelegenheden Pruiken en Grimeur artikelen, zoowel te Koop als ín Huur. Eigen inrichting voor het aanzetten van scheermessen.’
Maria Bongaarts startte als vroedvrouw in Groesbeek. Ze hadden geen eigen kinderen maar wel twee aangenomen kinderen, Anna Boros, een meisje uit Hongarije en een jongen. Wie dit was, is vooralsnog onbekend.
Maria kwam ook nog in opspraak, zo blijkt uit een krantenartikel van de Provinciale Arnhemsche – en Níjmeegse Courant van 8 juli 1926.
‘De gemeenteraad is voltallig, terwijl een stampvolle tribune er op wijst, dat er ditmaal zeer veel elektriciteit in de lucht zit. Ook is de politie aanwezig. (…) op verzoek van den Raad verschijnt hierop ter vergadering de Gemeente-Vroedvrouw mevr. Frencken, die nader bevestigt de mededeling van den heer Van Bernebeek in de vorige vergadering, nl. dat mej. Bögels mevr. Frencken zou hebben aangeraden zich niet druk te maken over haar praktijk, daar haar toch een inkomen vanaf 1800,- was gegarandeerd enz. Met betrekking tot de uitoefening van haar praktijk in Berg en Dal en De Ploeg (H. Landstichting), deelt zij mede in die buurtschappen nog wel te komen en er nog patiënten te hebben. In het geval in De Ploeg door mej. Bögels genoemd, was zij niet eens gevraagd, in plaats van hulp geweigerd te hebben. De Voorzitter is niet te spreken over de wijze waarop mej. Bögels hier weer eens te werk is gegaan en eist van haar nadere verklaring. Mej. Bögels draait om de zaak heen, doch wordt door den Voorzitter bij herhaling tot de orde geroepen. Geëist wordt verklaring in zake de beschuldiging. Deze blijft echter uit. Er komen moties om mevrouw Frencken in haar eer te herstellen en andere, waarbij het vertrouwen in mej. Bögels wordt opgezegd.
De Voorzitter herinnert mej. Bögels ook nog eens aan de beweerde valse stemming en verwacht nog steeds, dat zij de beschuldiging daaromtrent zal herroepen. Ook dit blijft mej. Bögels weigeren. De Raad wordt ten slotte woelig en als mej. Bögels nog het woord vraagt voor de rondvraag, verlaten de leden de vergadering. Mej. Bögels blijft alléén met den Voorzitter, die nu de vergadering wegens onvoltalligheid sluit.’
Het is niet de eerste keer dat Maria in opspraak komt. De gemeente Groesbeek verstuurt naar aanleiding van een gebeurtenis op 4 augustus 1928 een persbericht naar de media waaruit blijkt dat er onenigheid is rondom het verlenen van hulp aan andere kraamvrouwen.
‘PERSBERICHT 4 augustus 1928. Gemeenteraad Groesbeek.
(….) Op verzoek van de gemeente verloskundige M.H.C. Frencken – Bongaarts om betaling van kosten van ziekte en vervanging werd afwijzend beschikt. B. en W. werden uitgenodigd in de eerstvolgende vergadering te komen met een ontwerp tot wijziging harer instructies door toevoeging ener bepaling, inhoudende dat de vroedvrouw hulp zal moeten verlenen aan alle kraamvrouwen (dus ook buiten de armenpraktijk) die haar hulp inroepen.’
Een jaar later, eind 1929,krijgt Frencken concurrentie van de eveneens aan de Pannenstraat woonachtige particuliere verloskundige Th.J Verbeeten – Bruils. Toen deze in 1942 zelf moest bevallen kreeg zij assistentie van de verloskundige Maria de Heij, over wie Iater meer.
Dat de situatie nog een staartje had blijkt uit het feit dat in de Nijmeegsche Courant van 28 mei 1929 te lezen staat dat er om de gemeenteraadsvergadering, die een dag daarna zou plaatsvinden, de kwestie wederom aan de orde komt.
Uit Groesbeek. Gemeentebestuur gedagvaard in de vergadering van de Raad dezer gemeente. Op woensdag 29 meí des namiddag 3 uur komt onder meer aan de orde: Behandeling dagvaarding gemeentebestuur in zake vorderingen van de gemeentelijke verloskundige mevrouw Frencken-Bon gaarts. (met rechtskundige bijstand) (….)
Hoe deze vergadering verlopen is, is niet nagegaan, duidelijk is wel dat het gemeentebestuur van Groesbeek het destijds niet makkelijk had. Dat To Frencken niet onderschat moet worden, blijkt uit een artikel in Dagblad ‘De Tijd’ van 9 augustus 1930.
Verslag van de eerste zitting gehouden in de raadszaal van Eindhoven van het College voor Medisch Tuchtrecht en oplossing van geschillen voor Noord – Brabant, Limburg en Gelderland. (…)
Onder de twaaÍf leden van het college bevindt zich Mevrouw M.H.C. Frencken – Bongaarts, hetgeen aangeeft dat zij een goede reputatie genoot. Tevens zal ze ‘niet op haar mondje gevallen zijn’.
Jean overleed op 11 maart 1941 in Groesbeek. Het echtpaar bleef kinderloos.
To Bongaarts stopte met haar eigen praktijk in 1944. Deze werd overgenomen door de eerder genoemde Maria de Heij. Omdat deze Maria vrijwel na de overname van de praktijk in Groesbeek bij het Rode Kruis in een opvangkamp voor soldaten ging helpen, hervatte To haar werkzaamheden als vroedvrouw in Groesbeek.
In de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog had To het zwaar. Ze was behulpzaam, blijkend ook uit een oproep van 6 april 1945:
‘Kunnen en willen de Nijmeegse collega’s mij met 2 Kochsche Pincetten, één injectiespuitje, enige Ampullen Piton en Ermetrine en een gummi Katheter helpen! Ben totaal getroffen. Heb niets meer en de patiënten kunnen niet wachten. Wat u kunt missen kan bezorgd worden: Postweg 97, Nijmegen.
M.H.C. Frencken – Bongaarts, Vroedvrouw, Groesbeek.’
Medio 1945 kon Maria de Heij haar werkzaamheden als vroedvrouw win Groesbeek hervatten en stopte To definitief. Ze hertrouwde na de Tweede Wereldoorlog met tramconducteur Bernard Fuchten, die eerder getrouwd was met Wilhelmina Leenders.
Met dank aan Gerrie Driessen.
Op de foto bovenaan het artikel: Vooraan in het midden ter gelegenheid van een huwelijksjubileum Jean Frencken (zittend rechts met handen op elkaar) naast To Bongaarts (met pleegkind Anna Borros, op haar hurken, voor haar zittend).