Charles Frencken: De Katholieke Middenstandsbond, miswijn en Provinciaal bestuur

De Katholieke Middenstandsbond, bisdom Breda werd in 1903 opgericht. Voorzitter van het eerste uur was Charles Frencken (1860-1933). Het initiatief werd genomen door bisschop Leijten, die hiermee gevolg gaf aan de oproep van paus Leo XIII in de encycliek Rerum Novarum, uit 1891, tot het vormen van katholieke organisaties.

Het voorbeeld was de één jaar eerder opgerichte Katholieke Middenstandsbond, bisdom ‘s-Hertogenbosch. De middenstandsbonden werden ook wel ‘Hanze’ genoemd. De geestelijk adviseur van de Bossche Hanze, dr. J. Nouwens, had een grote rol in de begintijd van de Bredase bond.

De keus voor Charles Frencken was niet zo moeilijk. Hij had een florerende wijnhandel in Oosterhout die hij had overgenomen van zijn vader. Deze zaak gaf diverse zegelloodjes uit die bevestigd werden aan de wijnflessen. Vanaf 1924 was hij sinds politiek actief in Noord-Brabant als lid van de Gedeputeerde Staten in die provincie.

Charles Frencken maakte wijn voor de Heilige Sacrificie. In Dagblad De Tijd van 25 november 1890 staat vermeld dat elke fles werd verzegeld. Of er sprake was van belangenverstrengeling? Feit is wel dat de zoon van Charles, Frans (1886-1946) in 1910 priester werd. Het is dus niet vreemd dat de miswijn werd geleverd door zijn vader

Terug naar de Katholieke Middenstandsbond: Deze bond begon met 48 leden, twee weken later waren het er 208. Voorzitter Charles Frencken was hierdoor in zijn nopjes, maar zijn gemoedstoestand zal snel gekelderd zijn. In 1904 waren er 16 plaatselijke afdelingen, maar het aanvankelijke enthousiasme zakte snel in en drie jaar later waren er nog maar zes. Het begin was moeizaam, men was onervaren in het samenwerken en verschilde van mening over de mogelijkheid van zondagsrust (nieuw voor middenstanders) en over Coöperatie.

Toch werden een incassobureau en een onderlinge glasverzekering opgericht en werd het handelsonderwijs gestimuleerd. In 1911 waren er 622 leden in 8 afdelingen, in 1913 800 in 10 afdelingen.

De in 1912 gevormde Federatie van vier Diocesane bonden viel uit elkaar. De omstandigheden tijdens de Eerste Wereldoorlog gaven weer aanleiding tot meer samenwerking en het aantal afdelingen groeide tot 19 met 1350 leden.

Na 1918 kwamen moeilijke jaren. Door de ondergang van de Hanzebank ontviel de Bredase bond een belangrijke vaste inkomstenpost en ontstond zelfs een schuld. Ook het ledenaantal verminderde sterk.

In 1926 werd E. Th. Lockefeer tot voorzitter gekozen. Het bestuur wist de moeilijkheden te boven te komen en de bond kwam weer tot bloei. Bij de opheffing in 1942 door de Duitse bezetter waren er 1900 leden. Het contact met de leden werd toch onderhouden en onder de naam ‘Retraitefonds’ werd contributie geïnd.

Na de bevrijding van Zuid-Nederland in 1944 werd de bond heropgericht, in samenwerking met de Bossche bond. Opnieuw moesten veel moeilijkheden worden overwonnen. Een poging om binnen de landelijke Ned. Kath. Middenstandsbond kadercursussen op te zetten leidde niet tot resultaat. Naoorlogse voorzitters waren M. Oomens, D. Slootmaekers, A. Snels, J. van Bekhoven, A. Lockefeer.

Er werden fondsen opgericht: het Santosfonds, het Chris Jansenfonds voor financiële hulp aan leden in moeilijkheden en een Priesterstudentenfonds. De Bond had ook rechtskundig adviseurs in dienst. Er werd bijgedragen aan de bouw van een Middenstandskapel in de nieuwe kerk van O.L. Vrouw van altijddurende bijstand. De vroegere geestelijk adviseur, M. Vos, was bouwpastoor van deze kerk. Bij het gouden jubileum in 1953 telde de Bredase bond 48 plaatselijke afdelingen met in totaal 3000 leden.