Een olijke noot: De Vrolijke Zangers

Tegenwoordig bruist het in Helden-Dorp van de muzikale talenten. Regelmatig is er wel een uitvoering van jeugdig talent live te beluisteren, maar ook op radio en televisie en internet is van alles te vinden. Wat niet iedereen weet is, dat er in de jaren dertig van de vorige eeuw een groepje jonge muzikanten was in Dörp dat regelmatig optrad in de eigen regio: ‘De Vrolijke Zangers’.

In het begin van de vorige eeuw bestond er in Dörp een ‘Muziek en Zangvereeniging’. Dat was het kerkelijk zangkoor van de Lambertusparochie, waaruit in 1902 Fanfare St Cecilia is voortgekomen. In die periode werd ieder jaar het Ceciliafeest gezamenlijk gevierd door zangkoor, fanfare, priesters, koster, onderwijzers en misdienaars.

Voor één van die feesten in 1933 maakt de dan 17-jarige Wiel Kranen ter gelegenheid van het 60-jarige kosterschap van Graad Pubben een speciaal lied. Het werd op het feest door een aantal aanwezigen gezongen. Dat waren Wiel Kranen zelf, Sief Frencken, Wiel Peters, Jo Wilms, Johan Crijns en Pierre van Soest. Het werd kennelijk zo’n succes dat het repertoire uitgebreids werd en meerdere optredens volgden.

Henri Hermans, dirigent van het Maastrichts Stedelijk Orkest, de voorloper van het LSO, was degene die dit gezelschap zelfs voor de radio bracht. Deze in die tijd uitzonderlijke gebeurtenis vond plaats op zaterdag 6 maart 1937. Heel Helden zat ’s avonds om kwart voor negen aan de radio gekluisterd, afgestemd op de KRO, om te luisteren naar ‘De vrolijke Zangers’ uit Dörp. In twee blokken van een kwartier (20.45u en 21.45u) werd een tiental bekende liederen ten gehore gebracht, waarvan enkele nu nog gezongen en gespeeld worden.

Naar aanleiding van een optreden schreef een zekere P.F. Chriger (pseudoniem?) als recensent een welwillende, maar soms ook opmerkelijk kritische recensie in Midden-Limburg van zaterdag 24 oktober 1936.
Volgens Chriger is het duidelijk dat

‘…de beluisterde zangclub nog niet op de hoogste trede van de muzikale ladder in haar genre is beland. Absoluut niet.
De Vroolijke Zangers hebben wederom -zij het dan niet met eenzelfde spontaniteit als we bij ’n vorig optreden mochten constateeren – duidelijk bewijs geleverd voor hun taak berekend te zijn, en ook thans wisten zij de in deze somberen tijd zoo noodzakelijke frische noot te geven.’

Nadat de recensent zijn ergernis over de valse piano heeft geuit (‘meer ’n groote afbreuk danwel ’n versierende omlijsting van het geheel’) gaat hij verder: ‘Der Onkel Bumba’ werd zonder eenig teken van ‘spraakgebrek’ in een bewonderenswaardig vlot tempo uitgevoerd, waarna in ‘de Kapelle’ het hoogtepunt van dezen avond werd bereikt. Dàt was muziek! Zeer zeker, in zulk een voordracht, hét succesnummer voor ieder gehoor, waarin zoowel piano alsook alle stemmen tot hun volste recht komen. Was ’t hierdoor dat ‘Guter Mond’ minder goed voldeed? ’n Licht nummer, dat door een té gemakkelijke uitvoering, té licht aandeed. Flink articuleren is goed, maar dit mag toch zeker bij het bezingen van den zacht zwevenden gang der naam niet in een te afzonderlijk overgaan!
Met ‘De vroolijke Zangers’ zingen we dan als slot, hun een ‘Lebe Wohl’ toe -bij inzet een weinig de stemming zoek – en hoopen, dat zij een succesvol seizoen en verdere toekomst tegemoet zullen gaan.’

In ‘Midden-Limburg’ van 15 oktober 1987 werd dit sextet met een artikel ‘Terug in de tijd’ nog eens in herinnering gebracht. Het was toen vijftig jaar geleden dat ze voor de radio zongen. Het gezelschap heeft maar een relatief kort bestaan gekend (1933-1938).

Met dank aan Henk van Soest en Instituut voor Beeld en Geluid