Deken Fren(c)ken en de Heldense ‘schansers’
In Helden en omgeving wordt Johann Gerhard Frenken steevast ‘Deken Frencken’ genoemd. Hoewel diens achternaam officieel zonder de ‘c’ geschreven wordt, heeft men hem in Helden altijd met die letter gekend, waarschijnlijk vanwege het feit dat de in Helden wonende familie Frencken de ‘c’ in de naam heeft. Heel ver weg is het ook familie van elkaar, maar daarvoor moet je terug naar 1525.
Toen Johann Gerhard Frenken in juli 1928 tot pastoor van de St. Lambertusparochie in het Duitse Hückelhoven werd benoemd, door bisschop Dr. Joseph Vogt uit Aken kreeg Frenken de opdracht om een kerk te bouwen in de nederzetting op de Wadenberg. Van de 5.000 inwoners die Hückelhoven toen had, werkten er 3.100 in de mijn, 4.000 personen woonden in de nederzetting, 1.800 van hen waren katholiek. Naast de ‘moederkerk’ in de stad, die samen met de andere 16 Lambertuskerken in het bisdom Aken een van de oudste in het bisdom waren, was er een nieuw huis nodig voor de pastorale zorg.
Het was een moeilijke opdracht die de bisschop aan de pastoor meegaf: “De religieuze omstandigheden in dit gebied waren ronduit somber”, schreef pastoor Frenken in zijn recensie over de ontwikkeling van de Sint-Barbarakerk. “De meeste gezinnen”, vervolgde Frenken, “waren volledig vervreemd van het geloof. De gemengde huwelijken waren zeer talrijk. Bijna elke week vond er een huwelijk plaats, waar vaak dispensatie voor gegeven diende te worden.”
De regio was voornamelijk communistisch. “De kolonie had een heel rood gezicht. Voor een kerk in de nederzetting was nauwelijks belangstelling. Er was geen geld om een huis van God te bouwen”, aldus Frenken in die tijd.
Maar in de korte tijd dat hij in het jonge mijnstadje werkte, wist de katholieke geestelijke een kleine groep gelovigen om zich heen te verzamelen. Kort voor kerst 1929 richtte Johann Gerhard Frenken een kerkbouwvereniging op. De economische situatie in Duitsland was slecht; de politieke situatie was niet bepaald bevorderlijk voor kerkelijke projecten zoals het bouwen van een huis van God; Met de inzamelingen die in de nederzetting werden gedaan voor de bouw van een kerk, kon men niet eens kleine sprongen maken; er moesten andere wegen worden bewandeld om geld in te zamelen.
De ‘Herr Oberpräsident’ keurde in 1930 een huis-aan-huis collectie goed van de katholieke inwoners van de administratieve districten Aken, Keulen en Trier. De meest gerespecteerde aartsbisschop keurde vervolgens de gewenste kerkcollectie voor het aartsbisdom goed’, herinnerde Frenken zich. Voordat het geld echter genoeg was voor de bouw van de kerk, moesten er meerdere collectes in gang worden gezet. Daarnaast werden door Frenken ook diverse ‘smeekbrieven’ geschreven.
Nadat het bouwkapitaal was opgehaald, besloot de kerkenraad te gaan bouwen. “Volgens de schatting van de architect zouden de kerk en het huis van de rector 110.000 Reichsmark moeten kosten. Op 19 februari 1933 vond de eerste ceremonie voor St. Barbara plaats.
In een tijd dat de kruisen in scholen en kantoren aan het verdwijnen waren, begon de bouw. Veel mijnwerkers hadden in die tijd toegezegd na hun dienst te helpen met de graafwerkzaamheden. Zes weken lang brachten de kinderen hun vaders boterhammen en koffie naar de bouwplaats en op 25 juni 1933 werd de eerste steen gelegd voor St. Barbara, de kerk voor de mijnwerkers in de nederzetting.
Maar er was een ‘Heldense’ band met Deken Frenken. Hiervoor moeten we terug naar de Tweede Wereldoorlog, meer bepaald naar de winter van 1944-1945. Veel Heldense mannen waren in die tijd tewerkgesteld in Viersen voor ‘Schanz-Arbeiten’; het maken van loopgraven en tankvallen.
De ‘Hollanders’ werden toen ‘schansers’ genoemd en mede door Deken Frenken werden de mannen goed ontvangen. Hij droeg bijvoorbeeld iedere donderdagochtend een Heilige Mis op voor de ‘schansers en hun familie’; hij hielp velen van hen aan voedsel, want men kreeg in de ochtend slechts twee sneetjes brood met stroop en ’s middags en ’s avonds alleen watersoep.
Frenken raadde zijn parochianen aan een ‘Hollander’ als gast aan tafel te nemen en zo gebeurde dat met Kerstmis bijna niemand alleen in het schoolgebouw waar de mannen verbleven, hoefde te zitten.

Na de oorlog heeft Helden contact gehouden met Deken Frenken. Sjeng Reijnen en Lei van Horen hebben hem ieder jaar bezocht. Deken Frenken werd onderscheiden met het ‘Bundesverdienkreutz erster Klasse’ mede vanwege zijn werk om de Nederlanders en de Duitsers nader tot elkaar te brengen na de Tweede Wereldoorlog.

Frenken kwam ook af en toe in Panningen. Hierover schreef de Deken in zijn boek ‘Geschichte der Kirche und Pfarre zum heiligen Remigius in Viersen’.
De laatste veertien jaar van zijn leven was hij ‘rustend’ in Karken.
De Heldenaren Reijnen en van Horen hebben tijdens de uitvaart van Deken Frenken op het graf een krans gelegd met als opschrift ‘Hollandse schansers’.