Lenders en Litjens; spraakverwarring?

Mijn grootvader, Piet Janssen, trouwde in 1938 met Cato Lenders (To van Litjens Sil). Omdat zij gingen wonen in een woning die gebouwd was door de familie Lenders, werd mijn grootvader al snel ‘Litjens Piet’ genoemd. Maar ‘Litjens’ is geen patroniem van de familienaam ‘Lenders’, maar heeft een andere herkomst.

Het schijnt dat vele jaren geleden een boerderij tussen het gehucht Everlo (bij Panningen) en Meijel heeft gelegen die de naam ‘Litjens’ droeg. Daar zou de ‘bijnaam’ zijn oorsprong vinden. Piet Crommentuijn uit Meijel heeft uitgezocht dat de volksnaam ‘Litjens’ in Meijel voorkwam vanaf ongeveer 1650 toen Alard Gerrit Lettiens trouwde met Anna Jan Kusters. De navolgende of aangetrouwde families Janssen (Thomassen), Lenders en Nijssen werden tot 1992 ‘die van Litjens’, Letjens, Letten of Lutjens genoemd.

Dat de bijnaam en de familienaam tot onduidelijkheid leidden blijkt uit een voorval dat zich op 16 april 1803 afspeelde. In het Belgische Mons (Bergen) werd Henricus Lenders, een broer van de overgrootvader van mijn grootmoeder, gevangen genomen. De reden was omdat hij als achternaam ‘Letten’ gebruikte, soms als ‘Litjens’ maar ook als ‘Lenders’ aangesproken werd. Reden voor de Fransen, hem op te pakken omdat men hem ervan verdacht spionageactiviteiten te ontplooien.

Henricus Lenders werd op 26 oktober 1782 geboren in Helden, als derde kind van Henricus (1752-1823) en Adrina Korsten (1750-1812). Bij zijn doop werd zijn achternaam echter foutief geschreven en stond in de geboorteakte ‘Letten’ te lezen. Omdat velen in die tijd niet konden lezen noch schrijven werd er niet op gereageerd. Deze naamsverwarring zou Henricus nog zwaar komen te staan.

Na zijn school werd hij uitgeloot als cavalerist der Tweede Klasse, behorend bij het Garnizoen in Zaltbommel. Hij werd uitgezonden naar België en in Mons kwam hij vervolgens terecht in de strijd tegen Napoleon. Voordat hij vertrok kreeg hij in zijn toenmalige woonplaats nog een paspoort. Omdat hij zichzelf ‘Lenders’ noemde, maar hij te boek stond als ‘Letten’ en zijn vrienden hem ‘Litjens’, naar de oude boerderij in Meijel noemden, waren er mensen die dachten dat Henricus een spion was. De situatie werd niet vertrouwd en op 16 april 1803 werd Henricus (hij werd ook Henri genoemd) opgepakt en terechtgesteld. In Mons kwam hij in de gevangenis terecht met als verdict: spionage.

Het nieuws kwam maanden later bij zijn ouders in Meijel terecht. Die spoedden zich naar de burgemeester, Theodorus Goossens. Nadat de ouders de situatie hadden uitgelegd, schreef hij op 18 augustus 1804 een brief aan de burgemeester van Mons, Bouvignies.

“Heer collega,
Ik ben zeer teleurgesteld in verband met het voorval rond Henri Lenders dat zich op 16 april 1803 heeft afgespeeld. Ik verzoek u in naam van de menselijkheid u te willen begeven naar Mons (Bergen) waar die persoon gevangen zit, en er alles in beweging te zetten voor zijn invrijheidsstelling. Deze persoon is voorzien van een paspoort, uitgereikt in de gemeente Meijel.
U ziet wel in de bijgevoegde notariële akte, die wettig is opgesteld, dat dezelfde persoon zich afwisselend Henri Lenders en Henri Letten noemt. Deze vergissing of verwisseling komt voort uit de slordigheid van de pastoor van Helden, die niet heeft gevraagd naar de echte naam van de vader (Lenders), maar die zich tevreden stelde door de naam te vermelden, onder welke hij algemeen (bij het volk) bekend was (Letten/Litjens).
Ik durf u te verzekeren, dat onze gevangene in het geheel niet schuldig is; daarom smeek ik om uw welwillendheid zich voor hem te interesseren.
U zult voor eeuwig ten zeerste aan u verplichten degene die zich hartelijk uw zeer verplichtende college noemt.”

Dankzij de bemoeienis van de burgemeester van Mons, werd Henricus Lenders in vrijheid gesteld en verbleef in de regio. Tijdens dit verblijf leerde hij Adolphine Joseph Adant ((1809-1852) kennen. Ondanks het grote leeftijdsverschil (27 jaar) trouwden zij op 7 juni 1827, jaren na de val van Napoleon, in Mons en gingen ze wonen in de nabijgelegen geboorteplaats van Adolphine, Merbes-Sainte-Marie. Omdat de naamsverwarring gezorgd had dat Henricus een groot probleem had gekregen, liet hij bij de rechtbank in Roermond zijn achternaam Letten, vanuit zijn doopakte via een proces veranderen naar ‘Lenders’.

Het echtpaar kreeg twee zonen, zodat het geslacht Lenders (of Litjens?) in de Belgische provincie Henegouwen is verder gegaan.

Bijnamen: De herkomst van Pruis Piet

Mijn grootvader werd ‘Pruis Piet ziene Piet’ genoemd. Zijn vader was dus ‘Pruis Piet’, maar die naam kreeg hij pas later, in eerste instantie werd hij Alfe-Naate-Piet genoemd. De herkomst van die naam was vrij eenvoudig: Hij was de kleinzoon van Alfons/Adolphus Janssen (1779-1863) en Naatte komt van Leonardus Janssen (1813-1899), de vader van mijn overgrootvader.

Maar dan de naam ‘Pruis Piet’, dat is een ander verhaal…

De naam Pruis Piet komt van de familie Berghs, de tweede vrouw van Peter Janssen, mijn overgrootvader. Mijn overgrootvader (Peter Janssen, 1859-1940) was dus getrouwd met een dochter van Leonard Berghs (1839-1919). En deze Berghs werd Pruis genoemd.

DE NAAM PRUIS
Deze Leonard Berghs werd op 23 april 1839 in Roggel geboren en kwam op 6 december 1874 van Grefrath op de Roggelseweg in Helden (in het gehucht ‘De Keup’ wonen). Zijn vrouw Cornelia Gijsen werd eveneneens in Roggel geboren. Zij kwam vanuit Suchtelen, een plaatsje bij Grefrath, ook naar ‘De Keup’. In de buurt kreeg Berghs al snel de naam ‘Pruis’, een naam die bij de woning aan ‘De Keup’ verbonden was, zodoende dat mijn overgrootvader ‘Pruis Piet’ genoemd werd. Mijn grootvader, die op ‘De Keup’ werd geboren was dus ‘Pruis Piet ziene Piet’ (1909-1998).

De naam ‘Pruis’ waa dus verbonden met de woning op ‘De Keup’. Een woning die ook een geschiedenis heeft. Peter Janssen kocht dat huis en kon het zo betalen; dat had de rest van de familie Berghs niet verwacht en die waren daar ook een beetje kwaad over, maar mijn overgrootvader bood het hoogste en kreeg dus het huis van de familie Berghs.

Op het Strötje woonde een broer van de vrouw van Pruis Piet, Gerardus Berghs (1875-1918) en die werd daar ook Pruis Gradje genoemd.

Dat mensen vernoemd werden naar een woning, gebeurde vaker. Mijn grootvader, ‘Pruis Piet ziene Piet’ werd zo op de Keup genoemd, vaak ook wel kortweg ‘Pruis Piet’. Hij trouwde in 1938 met Cato Lenders, de oudste dochter van Sil Lenders (Lètjes Sil), die in Neerkant woonde, maar die oorspronkelijk van Everlo kwam. Zijn broer, Wöllem Lenders (Lètjes Wöllem) had daar een boerderij.
Die boerderij werd overgedaan aan To en Piet. Piet werd in Everlo ‘Lètjes Piet’ genoemd.

De naam Letjes lijkt een verbastering van de officiële familienaam, Lenders, maar dat zit toch iets anders. Er is zelfs nog een leuke anekdote over te lezen.