Helje oos dörp in dialect-website

Net na de Tweede Wereldoorlog schreef Sief Frencken uit Helden de tekst voor het eerste Heldense volkslied, ‘Heldje oos dörp’, genaamd. Zijn zwager Will Kranen schreef de muziek. Vele jaren werd het lied op diverse gelegenheden in Helden-Dorp gezongen en gespeeld, of het nu was op de lagere school of bij gelegenheden waarbij de Heldense Fanfare ‘Sint Cecilia’ de zangers muzikaal ondersteunde. De wat oudere Heldenaren herkennen het lied meteen, de wat jongere zegt het niets. Het lied is in de vergetelheid geraakt. Vandaar dat een website dit lied een blijvende herinnering moet geven.

Idderein kan ’t dao bevalle
Om aan te tonen dat het goed toeven is in Helden, werd bij de installatie van burgemeester Hoeijmakers in 1964 het lied gezongen. Het lied werd op veel plekken binnen de Dörper gemeenschap gezongen. Bij Jong Nederland in Helden stond het lied vaak op het programma maar ook op de lagere school maakte het onderdeel uit van een lesdag.

Sjoeën Helje-Dörp
“Iedereen kent het lied ‘Sjoeën Helje Dörp’ van De Bretelboys, het lied ‘Heldje oos dörp’ wordt de laatste jaren niet meer gezongen of gespeeld. De wat oudere inwoners van Helden-Dorp kennen het nummer. En om het niet in de vergetelheid te laten komen, wil ik zorgen voor een blijvend iets, vandaar een website over dit eerste Dörper volkslied”, aldus Pieter Janssen die de site geheel in het Hèljes dialect samenstelde. Janssen is een kleinzoon van tekstschrijver Sief Frencken (1907-1974).

Helje.online
De website www.helje.online geeft de tekst van het lied, de muziek, beschrijft de historie en het veranderen van de Hèljese taal maar wist ook de oudste opname van het lied, uit 1958, op te duiken. “Mijn grootvader was altijd met taal bezig. Geschiedenis en taal hebben mijn interesse dus kon dit mooi samengevoegd worden”, zo vertelt Pieter Janssen.
Naast het lied is er op de website ook aandacht voor het Hèljes dialect in een bredere zin en zijn er links naar websites die ook met de Heldense geschiedenis bezig zijn.

In uitgave 80 van ‘De Moennik’, het tijdschrift van Heemkundevereniging Helden is er uitgebreid aandacht voor het eerste Dörper volkslied. Hierin staat ook de gehele tekst van het lied, door Sief Frencken in 1947 geschreven en zijn er enkele anekdotes te lezen.

Meester Frencken en de Pupil

Jacques Frencken is in Beringe bekend onder zijn geuzenaam ‘Meester Frencken’. Als hoofd der school was hij een bekend gezicht in de dorpskern van de voormalige gemeente Helden. Op deze website schreven we eerder over hem, want hij wist in 1944 op opzienbarende wijze aan de Duitsers te ontsnappen en hij was na de Tweede Wereldoorlog samen met zijn broer Harry de úitvinder’ van de ‘Pupil’, een zelfbouwradio, op de markt gebracht door de firma van broer Harry, Maxwell. Over die ‘Pupil’ kwam een filmpje boven water.

In het filmpje is te zien hoe radioamateur Piet Lassche een werkende ‘pupil’ aanbiedt aan de toen 89-jarige Jacques Frencken. De zoon van Jacques, Henk Frencken meldt: “Ik heb het filmpje gemaakt toen mijn vader 89 jaar was, een jaar voor zijn overlijden in 2013.”

Tevens is te zien hoe Jacques Frencken vertelt over een toenmalige radio-uitzending. Daarnaast vertelt Jacques dat de kastjes waar de ‘Pupil’ in zat in Panningen gemaakt werden door een bedrijf die dozen voor sigarenfabrieken maakte, waarin het radiotoestel goed paste.

Er zijn drie generaties Frencken te zien in de film, grootvader Jacques, zoon Henk en kleinzoon Han. Grootvader Jacques geeft in het filmpje nog wat achtergrondinformatie, zo vertelt hij dat Philips op een bepaald moment in de gaten kreeg dat de ‘Pupil’ erg in trek was en een eigen versie maakte, genaamd ‘pionier’.

De ‘Pool’ en de spelling

Nu de vastelaovend achter ons ligt en er weer veelvuldig ‘Heljes’ geschreven is, roept dit altijd vragen op wat nu de èchte juiste spelling is. Natuurlijk, er is het Hèljes woordenboek maar soms blijven zaken discutabel. Mijn grootvader Sief Frencken was bijzonder bedreven in de Hèljese taal en schreef diverse gedichten, liedjes en voordrachten in zijn moederstaal, maar wat is nou goed en wat is ietsje minder goed?

Op 29 november 1947 stuurde een zekere L.C. in Nieuwsblad ‘Midden-Limburg’ dat wekelijks dialect gedichten van mijn grootvader publiceerde, een ingezonden brief.

Als lid van ‘Veldeke’ (vereniging tot instandhouding en bevordering der Limburgse dialecten) verheugde het mij ten zeerste, enige weken geleden in dit weekblad een gedicht aan te treffen in ’t ‘Heldjes’. Dit is ene gebeurtenis in het bestaan van Midden-Limburg, die maar al te zelden voorkomt. Het zou mij en het bestuur van Veldeke een groot genoegen doen, wanneer er meerdere stukken proza of poëzie in onze dierbare streektaal zouden verschijnen. Vooral daar ’t ‘Heldjes’ zo goed als niet vertegenwoordigd is in ’t maandblad van deze vereniging.

Enige opmerkingen moeten mij nochthans van het hart. De schrijver van ‘Ontkroeënde Pool’, heeft herhaalde malen gezondigd tegen de spelling van het dialect. De klanken die hij schrijft geven niet de uitspraak aan, zoals die in ’t ‘Heldjes’ gehoord wordt. Laat ik hier enige voorbeelden van geven.
Hij schrijft Burgemisjter, terwijl dit moet zijn Börgenèsjter; Durp i.p.v. Dörp en i.p.v. ’t lilker i.p.v. lèlleker, kestanje i.p.v. kerstaanje, poeul i.p.v. päöl, mit i.p.v. mèt. Verder meen ik een inconsequentie te moeten zien in ‘sjuute’ (met een j) en ‘struuk’ (zonder j).

Indien iemand meent, het hier niet mee eens te zijn, zoeke hij no 96 Aug 1942 van het tijdschrift ‘Veldeke’ op, waarin als bijlage verscheen: ‘aanwijzingen voor de spelling der Limburgse Dialecten’. Hij zal hiermede in meerdere opzichten zijn voordeel kunnen doen.

Nu ik toch over dialect aan ’t schrijven ben, wil ik ook eens de aandacht vestigen op het volgende verschijnsel. Meerdere personen, vooral de jeugd, helaas ook ouderen, hebben de onnozele gewoonte om, zodra ze een paar keer in Venlo zijn geweest, geen ‘Heldjes’ meer te ‘kallen’, maar Venloos te ‘praote’. Ons goed ‘Heldjes’ is volgens hen schijnbaar maar een inboorlingentaaltje, goed voor ‘kinderen en heikneuters’. Met deze gewoonte maken zij zich zelf belachelijk, vooral als men kan constateren, dat missionarissen, die tientallen jaren in de rimboe hebben gezeten, ‘Heldjes’ spreken van het zuiverste water.
L.C.

Over het gedicht waar ‘L.C.’ over spreekt: Dat lees je hier.
Het spreekt voor zich dat bovenstaand ingezonden stuk voor rekening van de auteur, L.C., is.

Hoe Craenen Kranen werd

Het kan verkeren met namen. Zeker ten tijden dat nog lang niet iedereen kon lezen en schrijven werden regelmatig namen foutief genoteerd daar men veelal fonetisch te werk ging. Zo werd Johannes wel eens Joannes, Peeters Peters en Janssen Jansen. Bij de familie Craenen uit Leveroij gebeurde een gelijksoortig iets.

Mijn grootmoeder heette Kranen, vandaar dat ik in de zoektocht naar mijn voorouders bij een opmerkelijkheid uit kwam.

Mijn betovergrootvader Bernardus Kranen werd op vrijdag 23 maart 1838 om 04.00 uur in Leveroij geboren. Diens vader, Pierre Craenen spoedde zich om 15.00 uur diezelfde dag naar de Burgerlijke Stand van Nederweert, waar Leveroij toen al toe behoorde, om zijn eerst geboren zoon aan te geven. Toenmalig burgemeester Adriaan Willem Vullers noteerde de geboorte.

‘FOETELEN’ MET CIJFERS EN NAMEN
Pierre Craenen kon, net als diens vrouw Johanna (Jeanne) Nijs niet lezen en schrijven. Toch leidde hij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand om de tuin. Toen deze hem vroeg wat zijn naam was, meldde hij zich als Peter Kranen, 34 jaar. Die leeftijd was een dingetje, want het jaar daarvoor, bij zijn wettelijk huwelijk, gaf hij op dat hij toen 35 jaar was.
Craenen werd geboren op 11 mei 1802 en was, toen hij huwde op 28 oktober 1837, 34 jaar. Hij was ‘in zijn 35ste, zoals dat vroeger wel eens gezegd werd, maar of hij dat bedoeld heeft is hoogst onwaarschijnlijk. Vast staat in elk geval dat hij bij de geboorte van Bernardus zich wat jonger voordeed dan hij eigenlijk was. De reden hiervoor zou kunnen duiden op het feit dat de periode tussen het huwelijk van Pierre en Johanna nog geen vijf maanden lag en het echtpaar waarschijnlijk is ‘moeten’ trouwen.

Peter Kranen, die eigenlijk Pierre Craenen heette vertelde diezelfde dag aan burgemeester Vullers dat hij gehuwd was met Johanna Elisabeth Nies, terwijl diens echtgenote officieel Nijs heette. Hij maakte melding van de geboorte van diens zoon, Bernardus, die door spraakverwarring of bewuste keuze dus het geboorteregister van Nederweert, onder nummer 12.071 in aktenummer 64 genoteerd werd als Bernardus Kranen.

Vreemd is het zeker, want vier jaar na de geboorte van Bernardus werd diens broer Joannes geboren, en die werd in de Burgerlijke Stand genoteerd als Craenen.

Minister-President Dries Van Agt bezocht Helden

Zaterdag 23 mei 1981 bezocht minister-president Dries Van Agt de toenmalige gemeente Helden. Insteek waren de verkiezingen van de tweede Kamer, later dat jaar.

Andreas Antonius Maria (Dries) Van Agt (Geldrop, 2 februari 1931) was van 1977 tot 1982 minister-president van Nederland in drie achtereenvolgende kabinetten. Zijn moeder was Anna Godefrida Wilhelmina Sophia (Annie) Frencken, heel ver familie van me. Maar vanwege Annie staat Dries Van Agt wel in mijn stamboom, vandaar ook dit verhaal.

Tijdens zijn bezoek in 1981 bezocht Van Agt onder meer het volleybaltoernooi van Volleybalvereniging Çoncordia’ dat die dag voor de tiende maal haar buitentoernooi op de sportvelden achter het toenmalige Bouwens van der Boije College in Panningen organiseerde.

De voorzitter van de volleybalvereniging, No Smits, overhandigde aan Van Agt een petje met daarop de naam van de volleybalvereniging, dat men voor die gelegenheid ietsje had aangepast. Dit leidde tot een humoristisch tafereel.

Er werd binnen de toenmalige gemeente Helden nog veel over het bezoek gesproken. Raf Janssen merkte lachend in de raadsvergadering van maandag 25 mei 1981 op dat men minister Van Agt de zaterdag daarvoor bij zijn bezoek aan Helden beter langs de school in Grashoek had kunnen loodsen. Het geval wilde dat in die tijd het schoolgebouw van Grashoek onderwerp van gesprek in de regio was vanwege de vele gebreken die het vertoonde. Deze school werd nadien vervangen door een nieuwe school, waarvoor op 28 juni 1985 de eerste spade de grond in ging.

En Dries Van Agt? Ondanks zijn rondleiding door de gemeente Helden door toenmalig burgemeester Jan van ’t Hooft bracht weliswaar een overwinning voor diens partij het CDA waardoor Van Agt weer aan de macht kwam als minister-president met het kabinet Van Agt II; ware het niet dat dit kabinet, met D’66 en PvdA, al binnen één jaar viel. Door het zetelverlies in 1982 van het CDA trok Dries Van Agt zich terug als kandidaat-premier en partijleider en volgde Ruud Lubbers hem op.

Foto’s: Peel en Maas Net

Sjra Frencken: Maak de sjietstraote van Wessem schoon!

‘Maak de sjietstraote van Wessem schoon’. Zo luidde ongeveer de opdracht die Sjra Frencken in 1949 kreeg van Gouverneur Frans Houben bij zijn benoeming als burgermeester van Wessem. Natuurlijk was dat geen eenvoudige opdracht. Eind jaren veertig van de vorige eeuw was Wessem nog herstellende van de oorlog en brak er ook een modernere tijd aan. Van de burgermeester werd verwacht dat in goede banen te leiden.

Op dinsdag 24 oktober vertelt zijn zoon Huub Frencken over zijn onderzoek naar de bestuurscultuur in die tijd. De presentatie begint om 19.30 uur in Café-zaal de Harmonie Wessem (gratis entree).

In het boek ‘Lokaal bestuur in Limburgse dorpen: Sjra Frencken burgemeester in Wessem en Voerendaal 1949-1969’ verkent Huub Frencken hoe zijn vader Sjra functioneerde als burgemeester. Hij doet dat door de dorpen en de tijdgeest te schetsen, de onderlinge verhoudingen tussen de inwoners en de lokale bestuurders te typeren en de rol van het levendige verenigingsleven, van de kerk en van de provincie te beschrijven.

Wessem was in die tijd herstellende van de oorlogsschade. De rol van de katholieke kerk was nog duidelijk aanwezig. De koeienflatsen verdwenen uit de straten doordat de gemeenschappelijke Koeweide werd verkaveld. Het dorp stapte langzaam maar zeker de moderne tijd binnen door de aansluiting op het gas- en waterleidingnetwerk en er verschenen moderne voorzieningen zoals een Groene Kruis-gebouw en verzorgingshuizen.

Tijdens zijn de presentatie op 24 oktober staat Huub Frencken onder andere stil bij deze ontwikkelingen en de rol van het lokale bestuur in de veranderende tijd. Een interessante avond en een fascinerend boek voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van Wessem en van ons lokaal bestuur.

Huub Frencken studeerde sociale economie en planologie. Zijn eerste baan vervulde hij bij de Rijksplanologische dienst, waar hij o.a. meewerkte in de staf van de stadsvernieuwer Jan Schaefer en aan de Vierde Nota ruimtelijke ordening. Na deelname aan allerlei projecten bij o.a. de provincie Zuid-Holland is hij gaan werken in Rotterdam, als projectleider en als adviseur van o.a. wethouder Kombrink en burgemeester Opstelten. Na zijn pensionering heeft hij voor Staatsbosbeheer gewerkt aan Radio Kootwijk en adviseerde hij een tiental projecten in ontwikkelingslanden. In zijn woonplaats Leiden houdt hij zich bezig met bewonersparticipatie en met allerlei groene en culturele activiteiten.

Het boek is via deze link te bestellen.

Foto: Huub Frencken

Jo Jaspers, de dappere schilderende huisarts

Soms kom je per toeval iets tegen dat je interesse wekt. Dit gebeurde toen ik de naam Johannes August Hubertus Jaspers (1898-1987) uit Meijel aantrof. Deze Jo Jaspers was huisarts in Geertruidenberg maar werd vooral bekend in de kunstwereld door zijn impressionistische schilderijen. De grootmoeder van Jaspers was Hendrika Lenders (1826-1868) die ver familie van me is.

Jo Jaspers werd op 4 november 1898 als zoon van een graanhandelaar geboren in Meijel. Hij studeerde medicijnen in Amsterdam en begon in zijn studieperiode te schilderen. In het Rijksmuseum in Amsterdam bestudeerde hij vooral de technieken van Van Eijck en Van Gogh. Na zijn studie vestigde hij zich voor een korte tijd als huisarts in Ursum waarna hij in 1929 naar Geertruidenberg kwam. Zijn drukke werkzaamheden als huisarts gunden hem overdag niet veel tijd om te schilderen, schilderen werd nachtwerk.

Huisarts Jo Jaspers schilderde de Geertruidskerk bij de aanvang van de restauratie in 1955.

Jo Jaspers is van verschillende kunstenaarsverenigingen lid geweest. In 1933 werd hij lid van het schildersgenootschap ‘Pictura’ in Dordrecht. In 1934 ging hij over naar het Amsterdamse artiestengenoot-schap ‘St. Lucas’, een vooruitstrevender vereniging. Van dat genootschap ontving hij in 1979, op 81-jarige leeftijd, de Thèrese Schwartz-prijs op grond van zijn verdiensten als kunstschilder. In 1938 werd Jaspers uitgenodigd om lid te worden van de Bredase Kunstkring. Aanvankelijk schilderde Jaspers in de trant van de Haagse School waarbij de donkere tinten overheersten. Latere schilderijen, in het bijzonder die gebaseerd waren op schetsen die hij gemaakt had in Spanje en Italië, zijn lichter, kleuriger en bevatten vlugge impressionistische toetsen. Het penseel werd meer en meer vervangen door het paletmes.

De Oorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) waren de Duitsers de baas in Nederland, ook in Geertruidenberg. Niet iedereen gaf zich zomaar gewonnen aan de Duitsers. Sommige mensen gingen in verzet. Ze drukten stiekem kranten of plakten posters tegen de Duitsers. Ook hielpen ze mensen die zich voor de Duitsers verborgen hielden. Maar als je gepakt werd, hadden de Duitsers geen genade. Dan werd je gevangen genomen, naar een concentratiekamp gestuurd of dood geschoten. Het was dus heel gevaarlijk om in het verzet tegen de Duitsers te gaan. Dokter Jaspers zat in dit verzet. Sterker nog: hij organiseerde het verzet in Geertruidenberg. Niemand mocht van de Duitsers in het donker op straat komen, maar dokter Jaspers zei gewoon dat hij naar een patiënt moest en ging op pad. Natuurlijk ging hij niet naar een zieke, maar naar een bijeenkomst van een verzetsgroep. Hij kon ook gemakkelijker dan gewone mensen van het ene huis naar het andere zonder dat de Duitsers argwaan kregen. Zo kon hij iemand waarschuwen voor naderend gevaar. Of hij kon doen alsof een heel erg zieke patiënt vervoerd moest worden, terwijl het in feite ging om een onderduiker die naar een andere schuilplaats moest. Aan het einde van de oorlog is hij door de Duitsers gevangen genomen, maar wegens gebrek aan bewijs gelukkig snel weer vrij gelaten.

Schilderijen voor bevrijders
Jaspers was een veelzijdig kunstenaar; hij schilderde niet alleen portretten, landschappen en straatjes met olieverf, maar kon ook vaardig met Oost-Indische inkt of potlood een tafereel opzetten en inkleuren met waterverf. Samen met Jan Hubertus en Jacq Stal heeft hij kort na de oorlog een map gemaakt met twaalf grootformaat linoleumsneden die betrekking hebben op de oorlog en de vrijheid. Exemplaren van deze map werden onder andere aangeboden aan koningin Wilhelmina, Dwight Eisenhower, Winston Churchill en andere bevrijders. In 1959 stopte Jaspers met zijn huisartsenpraktijk in Geertruidenberg en verhuisde naar Prinsenbeek, waar hem nog lange tijd gegund werd voor zijn creatieve werk.

De door dokter Jaspers in 1938 ontworpen fontein met kikkers op het Plantsoen.
Bron: foto Ans Spee

Aandenken in Geertruidenberg
Deze dappere dokter heeft een blijvend aandenken in Geertruidenberg gekregen, namelijk een straat die naar hem genoemd is: Dokter Jaspershof. En elke keer als je langs de kikkerfontein op het Plantsoen rijdt, kom je langs een werkstuk van hem. In 1938 ontwierp hij deze fontein, omdat Geertruidenberg toen 725 jaar stadsrechten vierde.

Jaspers overleed in 1987.

Bronnen: o.a. P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars (1750 – 1950), Den Haag, 1969 – 1970, Het Zuiden en Regionaal Archief Tilburg

Film over Gé Reinders op L1 TV

Op veler verzoek gaat L1 televisie ‘Gé Reinders, de film’ herhalen. In de stamboom komt Gé voor, vandaar aandacht voor dit bericht.

Maurice Nijsten maakte met assistentie van Dénise Nijsten een lange documentaire over Gé Reinders. Gé werd bijna zeven jaar regelmatig met de camera gevolgd bij zijn uiteenlopende werkzaamheden en muzikale optredens.

De film geeft een unieke kijk in het leven van deze Roermondse zanger. Bovendien komen allerlei mensen uit Gé’s omgeving aan het woord, zoals onder andere zijn echtgenote Marjan, Suzan Seegers, Youp van het Hek, Hardy Mertens en Syb van der Ploeg.

‘Gé Reinders, de film’ wordt nog uitgezonden bij L1 TV op 21 en 23 maart om 15.15 uur. Overigens: Deze anekdote komt er niet in voor.

Gé kondigde in 2017 zijn eigen film die toen in première ging, op sociale media aan:

Graanhandelaar Willem Lenders: ‘Liever kleine baas dan grote knecht!’

De Beringse graanhandel van Willem Lenders (1869-1956), een oom van mijn grootmoeder Cato Lenders (1903-1992), was een bekende onderneming in Groot-Helden maar ook ver buiten de gemeentegrenzen. In het tot stand te komen boek ‘Van Bieringen Tot Beringe’, dat komende maand uit zal komen, wordt Willem Lenders en zijn graanhandel beschreven.

Zo’n twaalf jaar geleden is het initiatief genomen om een boek over de geschiedenis van Beringe te schrijven. Initiators waren wijlen Giel Kessels en Henk Thiessen. De insteek was om een historische publicatie over de geschiedenis van Beringe samen te stellen.

Bewust gekozen voor Beringe
Het was niet zomaar dat Willem Lenders (in de volksmond bekend als ‘Lètjes Wöllem’) voor Beringe als vestigingsplaats van zijn graanhandel koos. Vanwege de Noordervaart was er qua transport veel mogelijk.

In de tijd dat Lètjes Wöllem de Beringse onderneming startte, waren er veel kleine zelfstandigen met zo’n soort handelsbedrijven. De grote tegenstander was de Limburgse coöperatie Landbouwbelang, de latere Boerenbond. Daar gingen veel boeren ook naar toe en sommige kleine zelfstandige handelaren (die toentertijd zelf ook landbouwer waren) verkochten hun bedrijf aan het Landbouwbelang. “Lètjes Wöllem moest niks hebben van de grote boerenbond en de bewindvoerders van die organisatie. Zijn devies was: ‘Liever kleine baas dan grote knecht!”, zo herinneren de kinderen van mijn grootmoeder zich. Deze ongehuwde ‘Wöllemome’ woonde immers bij hen in huis in Everlo, dicht in de buurt van de graanhandel.

De herinnering van Lètjes Piet
Ik kan me herinneren dat mijn grootvader, ‘Lètjes Piet’ (1909-1998) verhalen vertelde over de graanhandel. Via het kanaal kwamen er schepen aan met kunstmest. Die moest in zakken gedaan worden en via een ladder van onder uit het ruim van het schip naar boven gedragen worden. Mijn grootvader vertelde dat het onder jonge mannen die dit werk deden een sport was om de zakken zo zwaar mogelijk te maken. “Vaeg alles wat er nag likt mèr bij-ein en doot ut mèr in eine zak”, zo vertelde mijn grootvader toen het schip bijna leeg was. Vervolgens werd zo’n zware zak op zijn rug gelegd en droeg hij die alleen vanuit het scheepsruim via de ladder naar de wal. Daar werd de zak gewogen. Meer dan 100 kilo zat erin. Mijn grootvader vertelde dat met enige trots maar zei er bij dat het eigenlijk een domme actie was toen hij nog jong en sterk was.

De geschiedenis van Beringe
Het boek ‘Van Bieringen Tot Beringe’ behelst de geschiedenis van Beringe over een periode van 1364 tot ongeveer 1960 waarin alle boerderijen en woningen met hun bewoners worden beschreven. Daarnaast gaat er veel aandacht uit naar de Noordervaart, waar zoals gemeld de graanhandel van Willem Lenders lag, en de tram.

Auteur Henk Thiessen laat weten dat volgens hem Beringe nooit zo was ontwikkeld, als de Noordervaart doorgetrokken was tot Venlo.

Momenteel worden de laatste werkzaamheden verricht aan de totstandkoming van het boek dat ongeveer 400 bladzijden telt en waarin ruim 1.300 foto’s zijn opgenomen.

Het boek over Beringe is vanaf volgende maand verkrijgbaar. Voorinschrijven kan nu reeds door 25 euro te betalen. Online is hier meer over te vinden.

Gediend onder Napoleon

Eind achttiende en begin negentiende eeuw dienden vele personen onder Napoleon bij het Franse leger. In mijn familie is dat ook het geval. Ik licht er één uit, Michiel Joosten (1793-1825), zoon van Gerardus Joosten en Johanna Daniëls. Michiel was een kleinzoon van Joannes Joosten en Cornelia Gommans, de voorouders van de grootmoeder (Maria Dorothea Joosten, 1879-1957) van mijn moeder.

Michiel diende vanaf 1813 bij de zesde coalitieoorlog, die duurde van maart 1813 tot mei 1814. Tijdens deze oorlog waren de Verenigde Staten de bondgenoot van Frankrijk.

In 1812 trok Napoleon Rusland binnen om tsaar Alexander I van Rusland te dwingen in het Continentaal Stelsel te blijven. Het Grande Armée, zo’n 600.000 man (270.000 Fransen en vele troepen van bondgenoten of vazalstaten), stak de rivier de Memel over op 24 juni 1812 en startte zijn veldtocht naar Rusland. Rusland noemde de oorlog de ‘Vaderlandse Oorlog’, terwijl Napoleon de oorlog de ‘Tweede Poolse Oorlog’ noemde. De verwachtingen van de 30% Polen in zijn leger werden echter niet ingelost, toen Napoleon weigerde enige concessie te doen aan Polen met toekomstige onderhandelingen met Rusland in het achterhoofd. Rusland paste de strategie van de verschroeide aarde toe, en trok zich alsmaar verder terug. De Russen trachtten de Fransen te stoppen bij Borodino, zonder succes, op 7 september.

Op 14 september werd Moskou bereikt en grotendeels platgebrand. Alexander weigerde echter zich over te geven. Napoleon kon zijn politieke doelen niet bereiken, en begon zijn desastreuze Grote Terugtocht, waarin 275.000 man omkwamen en er zo’n 200.000 gevangengenomen werden. Tegen november bereikten nog slechts 30.000 soldaten de rivier Berezina. Napoleon keerde terug naar Parijs in december.

De akte waarin Michiel Joosten wordt genoemd, is uitgezocht door Jacques Rutten. Rutten is gestart een lijst van de gemeente Helden door te nemen waarin maar liefst zeventig namen staan. Voor een dorp van zo’n 2.000 inwoners behoorlijk veel. Toch is die lijst allerminst volledig. In het archief van de gemeente Peel en Maas bevinden zich twee bestanden die nog heel wat extra namen en informatie opleveren. Het zijn het brievenboek van de maire (burgemeester) uit de Franse tijd en het militieregister van 1815.

In het militieregister van 1815 staan alle namen van mannen die eventueel zouden kunnen worden opgeroepen voor de nationale militie. Alle mannen die van 1780 tot en met 1796 zijn geboren staan in de lijst vermeld, tenminste als ze nog in leven zijn, of als men denkt dat ze misschien nog leven. Mannen van wie men zeker wist dat ze waren overleden, zijn (meestal) niet in de lijst opgenomen. Deze militielijst werd afgesloten op 1 juli 1815.

Bij heel wat namen in de lijst staat de vermelding ‘n’est pas revenu du service français’, (niet teruggekeerd uit Franse legerdienst, red.). Het gaat dus om mannen die dienden in het leger van Napoleon en die op 1 juli 1815 nog niet waren teruggekeerd, nadat Napoleon eind maart 1814 verslagen was. Het betreft jongelui die bijna zeker tijdens hun diensttijd zijn omgekomen, of vermist werden. Enkele van die vermisten vinden we later toch nog in Helden terug; de meesten echter zijn achtergebleven op één van de vele slagvelden of in een militair hospitaal, ver van huis.

In de papieren van die tijd staat bij Joosten geschreven ‘pourvoit à la subsistance de ses parents’. Dat betekent dat zijn ouders hem voorzien in zijn levensonderhoud. Tevens staat in de benoemingsakte dat Joosten ‘gereed is om te dienen’.

Ondertussen kon bij Vitoria-Gasteiz op 21 juni 1813 de Franse macht in Spanje gebroken worden door Arthur Wellesleys overwinning op Jozef Bonaparte. De Fransen werden gedwongen zich terug te trekken uit het Iberische schiereiland.

Oostenrijk en Pruisen zagen een kans in deze historische overwinning op Napoleon, en stapten terug in de oorlog. Frankrijk had kleine successen bij Lützen (2 mei 1813) en Bautzen (20 mei-21 mei) tegen Pruisisch-Russische legers. De slag bij Leipzig in Saksen (16 oktober-19 oktober), ook bekend als de Volkerenslag, uitgevochten tussen 195.000 Fransen en 350.000 geallieerden, dwong de Fransen zich terug te trekken in Frankrijk.

Napoleon leverde nog wat verzet in Frankrijk zelf, maar op 30 maart 1814 trokken de geallieerden Parijs binnen. Napoleon trad af op 6 april. Hierna werd het Congres van Wenen georganiseerd.
Napoleon werd verbannen naar Elba, en het huis Bourbon werd opnieuw op de troon gezet toen Lodewijk XVIII koning werd.

Mathijs Joosten bleef ongehuwd. Via zijn vader, Gerardus Joosten, ging de stamboom verder naar de huidige generatie.