De familie-/achternaam ‘van Calis’ is niet altijd geschreven zoals hij nu geschreven wordt. Andere en eerdere schrijfwijzen waren ‘van Callis’ of ‘van Kallis’. Zelfs de schrijfwijze ‘van Kaeleijs’ of ‘Kalefs’ komt voor, maar die schrijfwijze zal wel het gevolg geweest zijn van het niet goed hebben verstaan van de naam. Men schreef vaak op wat men hoorde of meende te horen. De huidige schrijfwijze, met soms een variatie als ‘van Kalis’, bestaat zeker al sinds circa 1500. De tak ‘Lenders’, naar mijn grootmoeder, komt voort uit deze stam, die vele jaren rond Meijel en Neerkant hebben gewoond, ter hoogte van de St. Wilbersput, precies op de grens tussen beide dorpen.
Omdat er niet zo veel over ‘van Calis’ terug te vinden is, intrigeert me deze tak binnen de stamboom enorm. Een verklaring van de naam ‘van Calis’ geeft via het voorzetsel ‘van’ ook meteen de afkomst ervan aan. De naam is een zogenaamd toponiem, dat wil zeggen dat de naam gevormd is naar een plek, misschien een gebied of een buurtschap, in het vroegere Meijel, die Callis of Kallis heette. Die plek lag zo ongeveer tussen de huidige Kalisstraat, de Molenstraat en buurtschap Den Hof. In oude documenten van circa 1500 komt de naam Callis/Kallis veelvuldig voor ter aanduiding van de plaats waar een bepaald stuk grond ligt. Meermaals staat de naam Callis/Kallis dan in combinatie met de naam Bosch, zijnde eveneens een toponiem.
De herkomst van de naam ‘Kalis’
Algemeen aanvaarde opvatting is dat het woord Kalis in relatie tot het voorkomen ervan in Meijel is afgeleid van het woord ‘kaalheeze’. Het woord ‘heeze’ betekent ‘laag bos’. Kaalheeze heeft dan de betekenis ‘een kaal (=van mindere kwaliteit zijnde) stuk grond in een laag bosgebied’. Via samentrekking van het woord kaalheeze is vervolgens mede onder invloed van het dagelijkse spraakgebruik het woord ‘kallis’ ontstaan.
Een soortgelijke samentrekking doet zich ook voor bij de Brabantse plaatsen Milheeze, dat in het plaatselijke spraakgebruik Milles heet, of Maarheeze, dat Mares wordt genoemd. In bovenstaand detail uit het Cijnsboek van de Hertog van Brabant van 1340 (folio 30 verso) staat de naam Calheze twee keer in Latijnse vorm geschreven.
Er is echter ook de opvatting dat Kallis zijn naam ontleent aan een ontginningsgebied (grond van mindere kwaliteit) en daarmee in eerste instantie een ‘gemeenschappelijk gebied’ (wellicht het latere begrip gemeijnt)’, in dit geval gelegen tussen ‘het zand’ en ‘den haag’ (De Haag-later Raam-, Beemd, Heuvel) en aldus een overgangsgebied van minder goede grond naar goede grond. Het gebied was wel helemaal in gebruik als cultuurgrond. In een dergelijk gebied ontstond in het algemeen ook een hoeve, en daarom werd ‘ontginning’ ook wel ‘hoeve’ genoemd. De bewoners van die hoeve/boerderij waren van ‘Kalles’. De opvatting over het bestaan van een hoeve sluit ook aan bij de term ‘het goed van Kalles’, die meerdere keren voorkomt in het Legerboeck van Meijel. Als voorbeeld staat in een detail uit Legerboeck folio 13 geschreven ‘liggen int groet van Kalles neven dat waterlaet mit den inde op den vaerwech 1 aldengroten’, hetgeen betekent dat een bepaald perceel op grond ligt binnen het goet van Kalles langs de waterlaat (sloot) met het einde op de vaarweg (doorgaande weg); daarvoor moest één aldengroten wegens cijns worden betaald, dit is een bepaalde munt ter waarde van circa een halve stuiver.
Straten met ‘Kalis’ verwerkt
In Meijel komt de naam Calis of Kalis gedurende eeuwen voor in diverse oude straatnamen of plaatsaanduidingen, zoals in of op Kallis, Calissestraet, Kalisveld. Ook nu nog bestaan de namen Kalisstraat, Kalishoek en Kalispeel.
Van ‘Godefried’
Elke mens heeft een (voor)naam: een roepnaam die hij bij zijn geboorte krijgt. En eigenlijk krijgt men er meteen een tweede naam bij. De ene naam is niet voldoende om mee door het leven te gaan. Een aanvullende/tweede naam is nodig om zich meer te kunnen duiden: er zijn meer personen die dezelfde (voor)naam dragen, en men wil/moet kunnen aangeven tot welke familie men behoort. De tweede naam was in het verre verleden in het algemeen gebaseerd op de (voor)naam van de vader of soms van de moeder. Dit komt in de stamboom van Lenders voor. Godefridus Hendrik van Callis (1650-1748) trouwde met Lutgardis Gielen en kregen tien kinderen, die zich allemaal ‘Goorts’ schreven, verwijzend naar Godefridus. Eén van de kinderen, Leonard Goorts (1684-1742) trouwde in 1716 met Angela Lender(t)s en vanaf dit moment heetten alle nazaten Lenders, want de naam Lenders is waarschijnlijk afkomstig is van Lennert/Lendert=Leonardus. Zijn vrouw noemt men ook ‘Lender(t)s, maar dat is waarschijnlijk als ‘vrouw van’. Mocht het wel zo zijn dat men naar de vrouw is vernoemd, spreekt men van een matroniem. Als het voorbeeld zoals ik stel klopt, spreekt men van een patroniem. Ik leg dit verderop in de tekst uit.
Soms was de tweede naam echter ook gebaseerd op de plaats van herkomst (toponiem) of het beroep van de vader. Aldus luidde dan de naam van een bepaald persoon bijvoorbeeld Peter Janssen (=de zoon van Jan) of Willem van Deursen (afkomstig uit Deurne) of Maria Mulders (=dochter van de mulder/molenaar). Door het meestal consequente gebruik van de vadersnaam veranderde de ‘familienaam’ nogal eens, en het leidde in het dagelijks leven ook wel eens tot drie namen voor één persoon. Als immers een zoon een kind kreeg, kreeg dat kind weer de naam van de vader, en zo ontstond dan bijvoorbeeld Willem Peters Janssen (=Willem zoon van Peter zoon van Jan). In onze stamboom is dit het geval met mijn overgrootvader van Janssens-kant, die noemde men ‘Alfe-Naate-Piet (Piet, zoon van Leonardus en kleinzoon van Alphons).
Deze vorm van naamvoering heeft eeuwenlang bestaan. In een aantal gevallen is uit het feitelijke naamgebruik langzamerhand een vaste familienaam of achternaam ontstaan. Vanaf de invoering van de burgerlijke stand in Nederland per 1 januari 1811 (in Limburg was dat circa tien jaar eerder, in Meijel al vanaf eind 1797) werd het gebruik van een vaste familienaam/achternaam verplicht gesteld. Aldus kwam een uniforme identiteit van alle burgers tot stand, met alle voordelen van dien.
Bij de ‘van Calissen’ komt bij het zich bekend maken tot circa 1750 zowel het gebruik van de vadersnaam voor, als het gebruik van de plaats van herkomst: van ‘Callis’. Het komt zelfs voor dat een en dezelfde persoon soms de vadersnaam gebruikt om aan te duiden wie hij is, en een andere keer ook of alleen de herkomstnaam, namelijk van de buurtschap Callis/Kallis.
Het gebruik van de naam Callis/Kallis.
Het gebruik van de naam Callis/Kallis in de periode circa 1550 tot circa 1750 wil niet persé zeggen dat er dan al sprake is van een vaste familienaam/achternaam. Met het voorzetsel ‘van’ geeft de gebruiker aan dat hij afkomstig is van en/of woont in de buurtschap Callis/Kallis, maar daarnaast toch ook dat hij tot dezelfde familie behoort. Wat echter ook gebeurt bij deze vorm van gebruik van de vadersnaam is, dat dit in een aantal gevallen heeft geleid tot een nieuwe achternaam, bijvoorbeeld tot de achternaam Goorts, zoals in het geval van ‘mijn’ tak. Dit is weer afgeleid van de voornaam Godefridus (zoon van Goort) waarmee Godefridus van Callis (1650-1748) wordt bedoeld. Maar ook de achternaam Lenders heeft een aparte herkomst die hieruit te leiden is. Deze is dan weer afgeleid van Lennert/Lendert=Leonardus. Zo zijn er dus naast en uit de herkomstnaam van Callis, die uiteindelijk achternaam is geworden, bij enkele van Callissen ook andere achternamen ontstaan: Goorts, Lenders en waarschijnlijk ook Ceelen en Claessen en Martens. Dergelijke situaties komen zelfs binnen één gezin voor.
DNA
Met de huidige technieken van verwantschapsonderzoeken op basis van DNA is het in geval van bij bepaalde personen uit de familie van Callis/Calis ontstane nieuwe achternamen, zoals Goorts of Lenders of nog andere, goed mogelijk om ook wetenschappelijk te staven dat er inderdaad verwantschap bestaat met personen die (nog wel) de naam van Calis dragen. Een dergelijk onderzoek is echter vrij kostbaar en kan alleen maar plaatsvinden op basis van vrijwilligheid, waarbij in het bijzonder de personen met een andere achternaam ervan zullen moeten worden overtuigd dat er een redelijk vermoeden van verwantschap bestaat vanuit ene verleden van honderden jaren terug. Het belang voor de bij een onderzoek te vergelijken personen is eigenlijk nihil; het dient uitsluitend het aantonen van mogelijke afstammingen/familieverbanden tussen families/personen met verschillende achternamen. Vanzelfsprekend speelt bij een dergelijk onderzoek ook de privacy van personen een grote rol, want er wordt voor het onderzoek immers erfelijk materiaal zoals wangslijm afgenomen. Misschien is een dergelijk onderzoek iets voor de nabije of verre toekomst.
De wieg staat in Meijel
De naam ‘van Callis’ dan wel zijn al vermelde varianten, komt in oorsprong alleen voor in het gebied Meijel en het aansluitende deel van het huidige dorp Neerkant, ontstaan uit de destijdse buurtschappen de Schelm en de Mosdijck en de Heijtrack. Van daar uit is er in de loop van de eeuwen enige uitwaaiering geweest naar Nederweert of Weer en later naar Vlierden en Deurne, alsook naar Tegelen en naar de Duitse stad Dülken (thans behorend tot Viersen). Er is geen enkele aanwijzing dat de naam van Calis in verband staat tot de elders in Nederland en ook in België voorkomende achternaam Calis of Kalis, meestal zonder ‘van’. Er is eveneens geen enkele indicatie dat de naam Calis enig verband houdt met de Franse havenstad Calais aan de zuidelijke ingang van de Noordzee, die in de combinatie van ‘Pas de Calais’ ook wel (met name in België) wordt vertaald als ‘Nauw van Calis’.
Conclusie uit het vorenstaande is dat het alleszins waarschijnlijk is dat de wieg van het huidige geslacht van Calis (en enkele uit de familie van Calis ontstane families met een andere achternaam, zoals Lenders) gestaan heeft in Meijel in het gebied tussen de huidige Kalisstraat en de Molenstraat en de buurtschap Den Hof. Al sinds eeuwen en ook nu nog is er de Kalisstraat de weg die naar of van het gebied Kalis loopt. De Kalisstraat is waarschijnlijk ook een van de eerste woonstraten van Meijel; er stond bijvoorbeeld ook de pastorie. Er hebben ook leden van de familie gewoond, zoals blijkt uit diverse akten die in de Schepenbankboeken van Meijel zijn opgenomen.
Het terugvinden dan gegevens is niet erg gemakkelijk. Van menige parochie zijn in de loop der tijden door brand, oorlogsgeweld of om andere redenen de kerkelijke registers of delen daarvan en andere oude stukken beschadigd of verloren geraakt. Daar kwam bij dat de historie binnen Meijel goed gedocumenteerd is. Maar aan de andere kant van het ‘Sint Wilbertsputje’, in de buurtschappen de Schelm, de Moosdijk of de Heitak, die onder het Brabantse Deurne vallen, is minder terug te vinden. Door de veel grotere afstand tot Deurne of Liessel dan tot Meijel kerkten van deze buurtschappen in Meijel, waar vervolgens ook dopen, huwelijken en begrafenissen plaats vonden.
Grote dan is verschuldigd aan Pierre van Calis en Roos Arts-Lenders, die zaken goed hebben uitgezocht.
Gevardus de Calheze
De oudste met naam en toenaam bekende drager van de -huidige- naam ‘van Calis’ en dus de verste voorvader van het geslacht Lenders, is Gevardus de Calheze, soms ook Gerardus genoemd. ‘de Calheze’ betekent ‘die op Calheze woont’ of ‘het goet Calheze/Calles bezit’. Er mag gevoeglijk van worden uitgegaan dat deze Gevardus/Gerardus behoort tot wat later de Familie van Calis is geworden, en daarmee is hij dus de oudst bekende voorvader. De herkomst van het woord Calheze en de ontwikkeling van de naam is reeds beschreven. Dat Gevardus/Gerardus gecombineerd wordt met het woord ‘goet van Kalles’ duidt er waarschijnlijk ook op dat hij in redelijk goede doen verkeerde.
Gevardus/Gerardus is bekend via vermelding van zijn naam in het Cijnsboek van de Hertog van Brabant van 1340, en die vermelding blijft doorgaan in de vanaf circa 1499 opvolgende Cijnsboeken van de Raad en Rentmeester-Generaal Domeinen, die lopen tot 1638. Cijnsboeken zijn geheel andere informatiebronnen dan de documenten die in zijn algemeenheid besproken vanaf circa 1600 beschikbaar komen. Vanaf dan zijn er de kerkelijke registers, in eerste instantie de doopregisters, en later de huwelijks- en overlijdens- of begraafregisters. Vanaf dan ook komen de Schepenbankboeken, althans in Meijel waar het verhaal van de Familie van Calis begint en zich ook voor een belangrijk deel afspeelt. In Deurne zijn er al eerder Schepenbankboeken.
Cijnsboeken
De cijnsboeken zijn in feite belastingboeken: er staat genoteerd wie cijns (=belasting) moet betalen als in het algemeen eigenaar van gronden of soms ook als gebruiker, in dit geval gelegen op Brabants grondgebied, in concreto gronden in de Heerlijkheid Deurne. Maar de cijnsboeken laten meer zien; zij laten ook zien wie vanwege veranderingen in de eigendomsverhoudingen opvolgende belastingplichtige is geworden, en dit betekent dat afstammingen zichtbaar worden met daarbij namen van nazaten/afstammelingen. In het geval van het onderzoek naar de Familie van Calis houdt dit in dat de familiegeschiedenis, die tot dan toe op basis van feitelijke documenten zoals doopregisters en Schepenbankboeken naar circa1550-1600, kon worden terug gereconstrueerd, met circa 250 à 300 jaar kan worden vervroegd naar circa het jaar 1300. De beschikbare informatie uit die eerste 250 à 300 jaar is weliswaar aanmerkelijk beperkter dan die vanaf circa 1600, maar het is wel mogelijk om vanuit die wat fragmentarische en niet altijd erg samenhangende gegevens verbindingen te leggen naar de ruimere familie-informatie vanaf circa 1600.
Naast de cijnsboeken zijn er ‘vanuit het Brabantse’ vanaf circa 1500 verder nóg enkele documenten, waarin de naam ‘van Callis’ of kleine variaties daarop voorkomt, te weten de Schepenbankboeken van de Heerlijkheid Deurne. In enkele gevallen komen die namen terug in de afstammelingslijn van Gevardus/Gerardus de Calheze, of vloeien ze over in het vervolg van die afstammingslijn vanaf circa 1600.
Lètjes Sil
Hoe is nu de bijnaam ‘Lètjes’ (Litjens) tot stand gekomen? Mijn overgrootvader was Joannes Silvester Lenders (1872-1960). Hij had een zoon, Hendrikus Peter Lenders (1908-1992), gehuwd met Anna Hendrika Leenders (1911-1975). Hendrikus (roepnaam Harry), een broer van mijn grootmoeder, was tijdens zijn leven in Neerkant bekend als ‘Sillen Haar’, waarmee wordt aangegeven dat Harry een zoon is van Silvester, die als roepnaam dus wel Sil naar zijn tweede doopnaam had (Johannes Silvester Lenders).
De bijnaam van Sil was ‘Lètjes Sil’; de naam ‘Lètjes’ is afkomstig van Letten. Hiervoor moeten we naar Arnold Cuijpers (1674-1728). Deze Arnold was een zoon van Jacobus Aerts Cuijpers (overleden in 1682) en Anna, dochter van Jan Peters (koster in Meijel). Naast koster was Jan Peters stadhouder en behoorlijk vermogend en invloedrijk. Vanwege de kostersfunctie komt Anna ook wel voor onder de naam Anna Janssen Custers (=Anna van Jan de Koster). Rond 1682/1683 overlijdt Arnolds vader en hertrouwt zijn moeder met Allard Gerrit Lettiens. De kinderen van Anna (naast Arnold nog drie uit haar eerste huwelijk en één uit haar tweede huwelijk) krijgen als ‘achternaam’ Cuijpers Lettiens. Cuijpers is de officiële naam en Lettiens/Letten of Litjens is de in het algemeen gebruikte volksnaam/dagelijkse naam. In Meijel kent men geen ‘kinderen Cuijpers’, wel ‘die van Litjens’.
De ouders van Arnold wonen in Meijel in Herberg Den Swaen aan de Molenstraat (nabij de splitsing met de huidige Molenbaan). Door zijn huwelijk met Anna is de naam Lettiens of Litjens meer dan driehonderd jaar aan het betreffende pand in de Molenstraat blijven kleven, zelfs in die mate dat de bewoners steeds als ‘die van Litjens’ werden aangeduid, ook al waren ze op geen enkele manier familie of afstammelingen van de eertijdse Allard.
De gehele stamboom van Gevardus de Calheze is online terug te vinden. Uiteraard is een stamboom nooit af, dus die wordt nog verder verwerkt.