‘Dat is Molenbeersel’: een lied als cultureel monument

In het hart van Belgisch-Limburg ligt het dorp Molenbeersel, een plaats die voor buitenstaanders misschien klein lijkt, maar voor haar inwoners een wereld op zich is. Een dorp met een eigen ritme, dialect, tradities en verhalen. Eén van de meest tastbare uitingen van die lokale identiteit is het lied ‘Dat is Molenbeersel’, begin jaren tachtig van de vorige eeuw, uitgevoerd door Piet Wagemakers, een muzikant die zijn leven lang gewijd was aan het vastleggen van de ziel van zijn geboortestreek. Overigens maakte hij het lied niet alleen. Voor de muziek tekende Mietje Loyen en de tekst was van Naardje Laveaux.

Piet Wagemakers
Piet Wagemakers werd geboren op 4 februari 1934 in Molenbeersel en overleed op 13 april 2007 in Maaseik. Hij groeide op in een muzikale familie en ontwikkelde al op jonge leeftijd een passie voor accordeonmuziek.

De ouders van Piet hadden thuis een café en zoals gebruikelijk in die tijd werd er in het café regelmatig accordeon gespeeld. Als klein jongetje keek Piet naar diverse accordeonisten hoe zij hun instrument bespeelden en nam de vingersetting goed op in zijn geheugen. Dit deed hij na zodat hij zichzelf bekwaamde in het spelen van het instrument. Zijn vader liet hem vervolgens regelmatig optreden in zijn café. Piet was toen acht jaar.

Op 12-jarige leeftijd heeft Piet twee jaar les gehad van een pianolerares. Daar heeft hij notenleer gehad. Hierna volgde veel zelfstudie waarna hij zich bekwaamde in het accordeonspel. In de daaropvolgende jaren heeft Piet in verschillende dans- en amusementsorkesten in België en Nederland gespeeld. Met zijn orkest ‘Stardust’ heeft Piet in de jaren zeventig van de vorige eeuw veel in Oss gespeeld.

Zijn stijl was geworteld in de Limburgse volksmuziek, maar hij had ook een brede interesse in wereldmuziek, lichte muziek en dansmelodieën.

Wagemakers was geen beroepsmuzikant in de klassieke zin van het woord, maar hij was een ambachtelijk componist en arrangeur die tientallen nummers schreef en uitvoerde met zijn eigen orkest.

In november 1992 heeft Piet zijn 50-jarig jubileum als accordeonist samen met leerlingen en bevriende accordeonisten gevierd. Hij werd toen uitbundig in de bloemetjes gezet. Zijn muziek werd uitgegeven op vinyl en cd, waaronder het album ‘Hartewens’ in 1995. Hij werkte samen met lokale muzikanten en trad op bij dorpsfeesten, verenigingsavonden en culturele evenementen in Kinrooi en omgeving.

Toen Piet gestopt is met zijn orkest, heeft hij zich extra ingezet om de accordeon te promoten. Hij heeft zelf een aantal nummers gecomponeerd, die nog steeds regelmatig op accordeonfestivals gespeeld worden. In 2002 werd Piet bekroond met een accordeon-award.

Zijn muzikale nalatenschap is bescheiden in omvang, maar rijk aan betekenis. Hij was een culturele bruggenbouwer, iemand die muziek gebruikte om verhalen te vertellen en gemeenschappen te verbinden.

De geboorte van ‘Dat is Molenbeersel’
Het lied ‘Dat is Molenbeersel’ werd gecomponeerd begin jaren tachtig. De tekst werd geschreven door Naardje Laveaux, de muziek was van Mietje Loyen, een lokale dichteres en volkszangeres die bekend stond om haar liefde voor het dialect en de tradities van Kinrooi. Loyen werkte vaker samen met Wagemakers en leverde teksten voor meerdere van zijn composities.

Het lied werd geschreven ter gelegenheid van een radioprogramma van Radio 2 Limburg in Hasselt met Pol Cabus ‘Dorp in de kijker’. Het lied is een ode aan het dorp Molenbeersel, met verwijzingen naar herkenbare plekken, gebruiken en gevoelens. De melodie is eenvoudig maar krachtig, met een volks karakter dat uitnodigt tot meezingen.

De originele opname werd uitgebracht op een 7-inch vinylsingle onder het label H.O. Records, met als A-kant het nummer ‘H.O. Molenbeersel’ en als B-kant ‘Dat is Molenbeersel’. De single werd uitgebracht ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van voetbalclub Hoger Op Molenbeersel en verspreid via lokale verkooppunten en verenigingen, en werd al snel populair in de regio.

 

Mietje Loyen: Stem van het Limburgse dorpsleven
Hoewel ze geen landelijke bekendheid genoot, speelde Mietje Loyen een belangrijke rol in het bewaren en bezingen van de lokale cultuur. Haar werk weerspiegelt het leven in de dorpen van Belgisch Limburg: eenvoudig, warm, en sterk verbonden met traditie.
Loyen schreef haar teksten vaak in het dialect, waarmee ze niet alleen de taal maar ook het gevoel van verbondenheid met de streek levend hield. Ze was een vrouw van het volk, en haar woorden spraken tot het hart van de gemeenschap.
Door haar samenwerking met Piet Wagemakers kreeg haar werk een muzikaal leven, en werd het onderdeel van de collectieve herinnering van Molenbeersel. In een tijd waarin dialecten en lokale cultuur steeds meer onder druk staan, blijft haar werk een bron van trots en herkenning.

Eerste uitvoering en ontvangst
De eerste publieke uitvoering van ‘Dat is Molenbeersel’ vond plaats tijdens een dorpsfeest in Molenbeersel. Het lied werd gespeeld door het Orkest Piet Wagemakers, met accordeon, blazers en zang. De ontvangst was enthousiast: mensen herkenden hun dorp in de tekst en melodie, en het lied werd al snel beschouwd als een onofficieel volkslied van Molenbeersel.

In de jaren daarna werd het nummer regelmatig gespeeld bij kermissen, processies en religieuze vieringen, feestavonden van verenigingen en meer.
Het lied groeide uit tot een symbool van lokale trots, en werd vaak aangehaald bij gelegenheden waarbij de identiteit van Molenbeersel centraal stond.

Radio Speedway
Lokale zender Radio Speedway uit Molenbeersel is vele jaren haar dag-uitzendingen gestart met het nummer van Wagemakers. Dagelijks startte oprichter Willy Vrinssen de zender even voor 8.00u op, zodat stipt om 8.00u de klanken van ‘Dat is Molenbeersel’ door de ether schalden.

Versies en herinterpretaties
Door de jaren heen zijn er meerdere versies van ‘Dat is Molenbeersel’ verschenen. Eén van de spraakmakende versies werd in 2020 gemaakt. Dirigent Bas Clabbers van Fanfare Sint-Isidorus Molenbeersel schreef een nieuw arrangement op het nummer.

Elke versie draagt bij aan de levendigheid van het lied en toont hoe het zich heeft aangepast aan de tijd, zonder zijn kern te verliezen.

(artikel gaat verder onder de video)

 

Culturele betekenis
‘Dat is Molenbeersel’ is meer dan een lied, het is een cultureel monument, een muzikaal portret van een dorp dat zijn eigenheid koestert. In een tijd waarin globalisering en digitalisering lokale identiteiten onder druk zetten, biedt dit lied een tegenwicht: het herinnert mensen aan wie ze zijn, waar ze vandaan komen, en wat hen verbindt.
Voor oudere inwoners roept het herinneringen op aan jeugd, feesten en gemeenschapszin. Voor jongere generaties is het een toegangspoort tot het verleden, een manier om hun roots te ontdekken. Het lied wordt nog steeds aangehaald bij lokale evenementen, en is opgenomen in het repertoire van fanfares en koren in Kinrooi.

Slotbeschouwing
Piet Wagemakers heeft met ‘Dat is Molenbeersel’ een blijvend eerbetoon gecreëerd aan zijn geboortedorp. Samen met Mietje Loyen wist hij de essentie van Molenbeersel te vangen in woorden en muziek. Het lied leeft voort in opnames, uitvoeringen en herinneringen, en vormt een brug tussen generaties.
In een wereld die voortdurend verandert, blijft dit lied een baken van herkenning. Het is Molenbeersel—zoals het was, zoals het is, en zoals het altijd zal blijven.

(artikel gaat verder onder de video)

Beelden uit 1997

Waar beek en lossing bloeien,
De purperen heide bloeit
Waar jolige kinderen stoeien,
En weelderig het veldgewas groeit.
Waar eendracht, vreed en liefde,
De mensen steeds vereent.
Daar zijn wij gelukkig te leven,
Midden groenende velden en beemd.

Refrein:
Dat is Molenbeersel, dorpje aan de grens.
Daar rustig te leven is ieders hartenwens.
Daarom, Molenbeersel, u blijven we trouw,
Heerlijk dorpje klein uit de Kempengouw.

De Manestraat en Groezen,
Grootbeersel en de Hei.
Op Winkel, de Vlasbrei en de Teunenhoek,
De Smeetsstraat, Oud Kevelaer en Broek.
En dan uit vroeger jaren
Die oude Schansenhoek.
Die moest er ons dorpje bewaren,
Tegen ieder vijandig gebroed.

Refrein

Fanfaar en schutterijen,
Bloeien reeds vijftig jaar.
De jeugd, zowel jongens als meisjes,
Gaan allen eenparig te saam.
En jonge flinke mannen,
Als ruiters zeer patent.
De voetbal- en accordeonclub
Zijn van heinde en verre bekend.

Refrein

In memoriam: Gerrit Hillen

Vanmorgen geschrokken van het nieuwsbericht dat Gerrit Hillen, mijn oud-collega van de radio in Molenbeersel, plotseling is overleden. Gerrit meldde woensdag nog dat hij voedselvergiftiging had en ziek was. Een markant en bijzonder sociaal bewogen man is er niet meer: Gerrit, dich kins dao bove pletjes dreije.

Radio Tivoli
Gerrit was een fervent radiopiraat eind jaren zeventig van de vorige eeuw. Samen met zijn broer Albert zond hij van thuis uit onder de naam Radio Tivoli.
Het illegale radio-avontuur eindigde op zondag 13 april 1980. Toen besloten de broers hun uitzendingen te stoppen naar aanleiding van een inval van de PTT. “We kregen wekelijks vele telefoontjes en brieven van luisteraars uit de verre omgeving. Omdat we voornamelijk Nederlandstalige en Duitstalige muziek draaiden, sloeg dat erg aan”, zo vertelde Gerrit vele jaren later.
De zender werd door broer Albert zelf in elkaar geknutseld. “Thuis waren ze niet zo blij met onze hobby”, aldus Gerrit”, “moeder wist dat hetgeen we deden niet mocht maar toen ze zag hoeveel reacties we kregen ging ze helemaal in het project op!”
Radio Tivoli heeft 25 keer uitgezonden op zondag. “Op een bepaald moment kwam de pastoor van Beringe bij ons vragen of we de uitzending iets later konden beginnen omdat mensen uit de kerk wegbleven”, aldus Gerrit jaren later.

Kennismaking
Ik leerde Gerrit in de jaren tachtig kennen als bevlogen vrijwilliger van de huisomroep van Zorgcentrum De Wietel waar hij langs de kamers ging om verzoekplaatjes op te halen die hij vervolgens in een uitzending die in het huis te horen was, draaide. In 1990 kwam hij weer op mijn pad. Hij was DJ bij Radio Speedway in het Belgische Molenbeersel, waar ik ook actief was. Op vrijdagavond verzorgde hij een programma tussen 19.00 en 21.00u. Gerrit was iemand die de reguliere radioregels aan zijn laars lapte: Niet door gezongen muziek praten, geen interne mededelingen via de radio doen en geen een-op-een-zaken verspreiden. En van Gerrit… kon je het hebben!

Samen rijden
Omdat ik zelf nog geen rijbewijs had en Gerrit vanuit Beringe op vrijdag naar Molenbeersel reed, nam hij me vaak mee. De autoritten waren gezellig, Gerrit kon goed praten en we leerden elkaar goed kennen. Gerrit vertelde onderweg uitgebreid over zijn tijd als radiopiraat in Beringe.
Ook het feit dat hij in het seizoen 1980/1981 prins carnaval van de Beringse Kuus was geworden bleef niet onbesproken.

Wegenbelasting
Het was een keer in de winter dat Gerrit via de radio een mededeling deed. Hij was onderweg een flitser tegengekomen die aan het controleren was of automobilisten hun wegenbelasting betaald hadden. In die tijd kreeg je na betaling een bewijs dat je op de voorruit van de auto kon plakken. Gerrit schroomde niet en meldde via de radio: ‘mensen mochten jullie de wegenbelasting nog niet voldaan hebben en onderweg zijn op de Napoleonsbaan: Onder het viaduct van de oprit naar Roermond toe staat een grijze auto die aan het flitsen is voor de motorrijtuigenbelasting.’ Het resultaat: Op maandag kwam er een melding van een inspecteur van de Belastingdienst dat ze toch niet zo blij waren met de gedane mededeling van ‘ene Gerrit’ op de radio. Wij vonden het grappig en waren gecharmeerd van het feit dat die mensen in de auto onze zender op hadden staan.

Vergeet niet om te draaien
Op een warme zomeravond hoorde ik Gerrit op de radio vaker zeggen ‘ja, draaien’, waarna hij zijn programma weer vervolgde. Ik ging naar hem toe en vroeg hem waarom hij dat ‘ja, draaien’, steeds zei. “Dat doe ik omdat mensen niet te lang op een kant in de zon moeten liggen en niet moeten vergeten zich om de twintig minuten om te draaien”, was het antwoord van Gerrit.

Er zijn vele voorbeelden te noemen over gebeurtenissen die ik met Gerrit heb meegemaakt, de een wat meer spraakmakender dan de ander.

De tijd erna
Het radio-avontuur in België eindigde voor Gerrit in december 1994. Vele jaren later trof ik hem weer in Reuver waar hij was komen wonen. Ik interviewde hem nog eens voor een oldtimerevenement dat hij als fervent liefhebber van de Cadillac organiseerde. In de corona-tijd nam Gerrit het initiatief om muziek voor mensen te draaien om de saamhorigheid te vergroten. Op exact dezelfde wijze als hij ooit radio maakte in Molenbeersel, zo praatte hij nu ook zijn plaatjes aan elkaar via sociale media. Het gevolg: Een steeds groter wordende schare fans wist de uitzendingen te waarderen. Ik sprak hem eind 2023 met het idee een artikel voor historisch tijdschrift ‘De Moennik’ te schrijven over zijn radio-piraterij in Beringe. Gerrit zei dat er niet veel informatie was μmaar wilde meewerken en ging zoeken naar foto’s. Het is echter niet zover gekomen, op vrijdag 1 augustus 2025 kwam het bericht dat Gerrit plotseling was overleden. Een markant, bevlogen en bijzonder sociaal mens is niet meer. Gerrit werd slechts 67 jaar.

Johannes Janssen bij de Arbeidseinsatz

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden jonge mannen en vrouwen uit door Duitsland bezette gebieden gedwongen om in de nazi-Duitse oorlogseconomie Duitse mannen te vervangen die als soldaten dienden. Een waargebeurd verhaal over een dappere ontsnapping om uit handen van de Duitser te blijven had bij de familie Janssen grote gevolgen.

De Arbeidseinsatz was een vorm van dwangarbeid. Deze werd goed gedocumenteerd maar af en toe mist er iets. Het Nederlandse Rode Kruis (NRK) verzamelde na de oorlog gegevens van de tewerkgestelden. Eén van deze tewerkgestelden was Johannes Hendrikus Janssen. Via Wilhelmus Janssen (1736-1818) is hij familie van me. De geschiedenis van hem gaat niet bepaald over rozen.

In eerste instantie is over Johannes Hendrikus Janssen niet veel te vinden. Onder inventarisnummer 602 is zijn toegang bij nummer 2.19.323 geregistreerd. Eenmaal verder te gaan in deze familiegeschiedenis komt toch het een en ander boven water.

Johannes Hendrikus Janssen
Johannes is het derde kind van Christian Janssen (1883-1973) uit Sevenum en Grada Mulders (1886-1961) uit Druten. Voor hem komen zus Johanna Maria (1911) en broer Theodor (1913). De tweeling Maria en Berdina (1925) is bijna vier jaar jonger. Berdina sterft na vier maanden.

Janssen en de Arbeidseinsatz
Overal in de woonplaats van Janssen, Nijmegen, hangen in 1943 affiches dat mannen die in 1921 geboren zijn, zich voor de Arbeidseinsatz moeten melden. Johannes Hendrikus uit die plaats is geboren op 7 maart 1921 in de Keizerstad.
Op 17 mei 1943 meldt de 22-jarige Janssen zich bij de Districts Arbeidsbeurs. Hij vertrok naar het Duitse Rheinhausen, in de kreis Moers, ruim 80 kilometer van Nijmegen. Hier werd hij als beambte in een fabriekshal bij de Friedrich-Alfred-Hütte tewerk gesteld om spoorwegen te bouwen.

Op 3 maart 1945 werd Rheinhausen bevrijd. De divisie waar Janssen werkte werd diezelfde dag opgeheven, echter Johannes Janssen was verdwenen zo blijkt uit archiefonderzoek. Janssen was weggevlucht van de dwangarbeid. Hij was in soldatenkledij van het Britse leger gevlucht uit Duitsland. Hij was ver weg van Rheinhausen en zat in Cherbourg-en-Cotentin, in het Franse Normandië. Hij was rond oktober 1944 weggevlucht en wilde naar Engeland toe. Maar hij strandde in Normandië. Hier trouwde hij op 15 januari 1945 met de Française Augustine Kollofel (1909-1977) die hij kort daarvoor had leren kennen. Koloffel was een geboren Parisienne die uit een eerder huwelijk (1931-1942) met Jules Hostein uit Parijs een dochter, Marie had. Johannes laat zich op 19 november 1945 officieel uit zijn woonplaats Nijmegen uitschrijven en gaat in het Franse Cherbourg wonen.

Terug naar Nederland
Het echtpaar krijgt op 27 april 1946 een zoon, Jean Christian Augustin Germain Janssen. Lang woont het gezin Janssen-Kollofel niet in Frankrijk, want op 11 december 1948 keren ze terug naar Nijmegen, waar de littekens van de Tweede Wereldoorlog nog zichtbaar zijn. Ze gaan bij de ouders van Johannes, aan de Gorisstraat 61, wonen. Johannes gaat aan de slag als broodbakker, maar vindt dit bij nader inzien toch niet zo’n fijn beroep. Hij werkt vervolgens als chauffeur en niet veel later als onderhoudsmonteur. In 1959 krijgt het echtpaar een eigen woning, aan de Jan de Witstraat 30 in Nijmegen. Men verhuisd nogmaals, in juni 1954 naar een woning op de Rootopstraat 4. In het huwelijk liep het niet goed. Johannes en Augustine scheiden op 26 oktober 1954.

Johannes trouwt vrij snel weer, op 27 mei 1955. Ditmaal met Wilhelmina Schuitema (1911), dochter van de bekende pianostemmer Lodewijk Schuitema die van Amsterdam naar Nijmegen kwam, begin 1900. Wilhelmina is eerder getrouwd geweest met Johan Pieter Pieters (1913) en kreeg vijf kinderen. Maria Anna is snel na de geboorte overleden, Robert Jan (1943), Marianna (1946) en Johan Pieter jr (1951) blijven bij vader Johan Pieter, alleen zoon Wilhelmus (1953) gaat met moeder Wilhelmina mee naar Johannes Janssen. Deze Wilhelmus krijgt vanaf de huwelijksdatum officieel de achternaam Janssen mee.

Het gezin woont nog kort op de Tooropstraat 4 in Nijmegen en verhuisd op 18 juni 1956 naar de Daalseweg 283.
Het huwelijk houdt enkele jaren stand. Op 26 juni 1973 scheiden Johannes en Wilhelmina. Dit vreet erg aan Johannes die diezelfde dag een eind aan zijn leven maakt.
Wilhelmina blijft nog enige jaren met haar zoon Wilhelmus in het huis aan de Daalseweg wonen. In mei 1977 verhuizen ze naar een woning aan de Zilverdenstraat in Nijmegen.
Ex-vrouw Augustins sterft in 1977, de tweede ex-vrouw Wilhelmina in 1981.

Meijelse Herberg De Swaen onder invloed van familie Lenders

Herberg De Swaen van echtpaar Lenders-Geutjens lag dicht bij de kerk in Meijel en was belangrijk in het dorp omdat daar onder meer de vergaderingen van de schepenbank (het gemeentebestuur in vroeger tijden) werden gehouden. Overigens is De Zwaan later (door ene Lenders) naar de Dorpsstraat overgeplaatst en is daar nog, met historische figuren in herinnering, onder andere Zwaansechannes en Lindernella.

Petronella Geutjens, dochter van Anna Cuypers huwt op 8 mei 1751 met de Meijelse herbergier Jan Lenders, woont met hem in ‘Den Swaen’ en wordt op 28 maart 1759 na acht jaar al weduwe tot haar dood in 1979. In hun huwelijk krijgen ze vijf kinderen, onder wie Hendrik (6 februari 1752) en Jan (6 augustus 1759).

Zoon herbergier Hendrik Lenders (raadslid van 1800 tot 1819) woont tot 1787 in Helden en trouwt er met de Heldense Adriana Korsten. De broer van Hendrik, brouwersknecht Jan Lenders, trouwt met Anna Martens.

De twee broers Hendrik en Jan Lenders worden extra gekoppeld als Arnold Lenders, oudste van de negen kinderen van herbergier Hendrik, in 1831 trouwt met zijn 24 jaar jongere nicht Petronella Lenders, dochter van brouwersknecht Jan Lenders. Zij krijgen voor dit huwelijk dispensatie uit Rome.
Als deze Arnold bij zijn geboorte ingeschreven wordt, blijkt dat de oude naam van betovergrootvader Lettiens of Litjens nog steeds gebruikt wordt. Men vermeldt hem in Helden niet als Arnold Lenders maar als ‘Arnold Letten’, bij zijn huwelijk in Meijel trouwens ook. Hij ondertekent de huwelijksakte echter met Lenders evenals zijn broer Willem in 1820. De landbouwer, koopman en herbergier Arnold Lenders is in 1843 eigenaar van het oude familiebezit totaal bijna 58 are. Arnold moet in Meijel gezien zijn als een hereboer, omdat hij een in die tijd ongekend groot grondbezit heeft: naast de genoemde 58 are nog 516 are bouwland, 39 are weiland, 139 are hooiland, 36 are dennenbos en 4 are moeras voor turfsteken in de MortelsePeelken.

Hendrik Adriaan Lenders, op 3 mei 1833 geboren als zoon van Arnold en Petronella Lenders, trouwt met Dorothea Neessen uit Helden en houdt zich steeds meer bezig met ‘boeren. De herbergactiviteiten zijn door de overgrootvader Arnold Cuypers immers al meer dan een eeuw eerder grotendeels verplaatst van de Molenstraat naar de Swaen aan de Kerkstraat. Andere familieleden gaan door met brouwen en bierverkopen, zoals de twee neven Hendrik Adriaan: Jan Adriaan Lenders, zoon van Jan Lenders, als bierbrouwer en gemeenteontvanger en Adriaan, zoon van Leonard Lenders, die de Zwaen verplaatst van de Kerkstraat naar de Dorpstraat in Meijel.

Met dank aan Roos Aerts-Lenders

Foto’s: PeelenMaasNet

Meubelmakers in Mechelen

De Belgische stad Mechelen was in de vorige eeuw een meubelstad waar mensen vanuit de verre omgeving naartoe trokken om nieuwe attributen voor hun woning te kopen, maar de geschiedenis gaat nog dieper in de tijd.

De wortels van het Mechelse meubeldesign gaan ver terug. Toen Margaretha van Oostenrijk in de 15de en 16de eeuw van Mechelen de hoofdstad der Nederlanden maakte, bloeide het ambacht als nooit tevoren. De industriële revolutie en de allereerste spoorlijn van het Europese vasteland katapulteerden de stad naar nieuwe hoogten, met de meubelindustrie als stralende ster tot diep in de 20ste eeuw.

VOMO-opleiding
De vorige eeuw vierde de meubelindustrie hoogtij in de Dijestad. Het was dan ook niet vreemd dat de VOMO-opleiding, de Voortgezette Opleiding Meubelontwerp in de stad kwam. Jaren daarvoor kon men in Mechelen het ambacht ook leren, bijvoorbeeld op de Technische Scholen Mechelen en het Instituut voor Kunstambachten. Maar zoals dat vroeger vaker ging was de beste leerschool de praktijk en gingen scholieren naar de Ambachtschool of leerden ze in de fabriek wat er van hun verwacht werd.

Novella
In de jaren zeventig van de vorige eeuw floreerde de meubelindustrie en zagen inwoners er brood in een meubelwinkel te openen. Een van de bekendere namen qua meubelwinkels in Mechelen was Nova, maar er waren ook goedlopende kleinere winkels zoals Novella, een meubelwinkel die werd opgestart door François Adriaens (1929-2013) en zijn toenmalige echtgenote Hélène van Linthout (1932-2019). Van Linthout was een geboren en getogen Mechelse wiens ouders ook al actief waren in de meubelindustrie. Ze had het derhalve van geen vreemden.

Familie in dezelfde ‘stiel’
Ouders Clement van Linthout (1912-1967) en Virginie DeWachter (1910-1996) hadden een meubelfabriek aan de Hombeeksesteenweg in Mechelen. Samen met enkele werkmannen werden de winkels in Mechelen met handgemaakte meubels bevoorraad. Ook de winkel van dochter Hélène had de meubels van de familie van Linthout in hun toonzaal staan.

Een bijzondere locatie
Meubelwinkel Novella heeft tussen 1970 en 1980 op twee locaties gezeten in Mechelen: Op het Stationsplein, aan het Koning Albertplein en vervolgens aan de Hendrik Consciencestraat. Bijzonder aan de laatste locatie: Hier kwam de winkel recht tegenover Meubelwinkel Vanderbeek. Saillant detail: Eigenaar Georges Vanderbeek (1931-2014) van deze winkel was de eerste echtgenoot van Hèléne van Linthout.

Na de echtscheiding tussen Adriaens en van Linthout ging Meubelwinkel Novella omstreeks 1979 failliet.

Familie Vandael: Een grensgeval

Dat midden 1700 de grenzen iets anders liepen is bekend, maar dat het dorp van de voorouders van mijn schoonfamilie deels als vrijdorp gold, werd onlangs ontdekt. Het betreft hier de familie Vandael.

Leonardus Vandael, de stamoudste, trouwde op 7 oktober 1761 met Jacomina Wijermans in de kerk van Kessenich-Beersel, zo staat genoteerd in de trouwakte. Het gezin kreeg vijf kinderen, Jan, Theo, Maria, Jacob en Hanna die allen in Neeritter werden geboren.

Ik licht voorvader Theodorus (Theo) Vandael (1776-1851) eruit. Theo werd op 16 augustus 1776 gedoopt.
Samen met zijn echtgenote Elisabeth Coolen (1776-1853) verhuisden ze naar het nabij gelegen Molenbeersel, dat toen nog bestond uit meerdere kleine kernen. Ze gingen op de Smitsstraat wonen.

Via Meulder en moeras naar Molenbeersel
De plaatsnaam Molenbeersel is op te splitsen in drie delen.
– Molen- op de Aa-beek: Hier lag vroeger de boerderij Meulder met een watermolen. De Aa-beek noemt men ook de Molenbeek of de Neer.

– beer- beerst of moerasland.

– sel- is een toevoeging die aanduidt dat het om een bewoonbare plaats of woning gaat.

De lotgevallen van dit landbouw- en woondorp, gelegen tussen Maas en Kempen, zijn niet zo gemakkelijk te schetsen. Haar geschiedenis is sterk verweven met die van het vrijdorp Neeritter, maar ook met die van het vorstendom Thorn en met het land van Kessenich.

Etymologie
De oudste teruggevonden vermelding van het dorp Beersel stamt van 12 mei 1299. Op die dag werd door abdis Jutta van Henneberg van de abdij van Thorn een tweede vergelijk getroffen over de tienden van Haler en ‘Beersele’, twee gehuchten in het abdijvorstendom Thorn. Later worden verschillende schrijfwijzen teruggevonden: Bijersel, Bersell, Biersel, Beersel, Berselle, Beersell, Meulenbeersel, Moelenbeersel, Molen-beersel, Molenbeersel.

Molenbeersel in drie gedeeld
Tot voor tweehonderd jaar was het dorp Molenbeersel nauwelijks bekend, omdat dit als dusdanig nog niet bestond. De verscheidene delen van het huidige Molenbeersel waren toen verdeeld over verschillende gemeenten. Eén gedeelte van Molenbeersel hoorde onder Hunsel, dat op zijn beurt van de Heerlijkheid Kessenich afhing. Nog een gedeelte van Molenbeersel hoorde onder Ittervoort, dat afhing van de abdij van Thorn, en de rest van Molenbeersel behoorde tot het vrijdorp Neeritter. Na 1843, toen Limburg gescheiden was, was Molenbeersel een kleine twee jaar in zijn geheel een onderdeel van Kessenich. Sinds 1845 was Molenbeersel een zelfstandige gemeente en vanaf 1971 werd de gemeente opgenomen in de fusiegemeente Kinrooi.

Vrijdorp Neeritter met twee burgemeesters
Als we de geschiedenis nalopen en zien dat de familie Vandael in Neeritter woonachtig was, is het niet ondenkbaar dat de nieuwe Vandael-gezinnen in het stuk Molenbeersel, behorende bij het vrijdorp Neeritter gingen wonen. Immers naast Theodorus Vandael ging ook diens zus Maria (1780-1846) in Molenbeersel wonen.
Molenbeersel, Neeritter en Manestraat waren drie kernen waar twee burgemeesters actief waren. Deze versnippering werd door de komst van de Fransen in 1794 beëindigd.

Twee vermeldenswaardige feiten zijn dat de grensbepalingen in de jaren 1839 tussen Nederland en België en in 1845, de vorming van een nieuwe Belgische gemeente uit allerlei overgebleven brokstukken bestond: Kessenicher, Beersel, de Manestraat, Groot-Beersel en Winkel.

Eeuwenlang lagen alle bewoonde gebieden kilometersver uit elkaar. Sinds anderhalve eeuw zijn de Molenbeerselaren, mede door de gedwongen en in Londen uitgemaakte grens, naar elkaar toegegroeid.

Landkaarten: Mapire

Veel belangstelling voor lezing over Bierbrouwerij De Volharding

De lezing van Jo Janssen over onder meer de bierbrouwerij van zijn grootouders, woensdagavond 9 april in Kerkeböske in Helden, is met ruime belangstelling gevolgd. Organisator Heemkundevereniging Helden blikt terug op een geslaagde activiteit.

Jo Janssen wist de aanwezigen te prikkelen met verhalen van zijn familie over Indië en over de lokale bierbrouwerij uit Panningen die in 1918 in volle bloei stond. “We presenteren ons sinds vorig jaar steeds meer naar buiten toe, vandaar dat we een lezing zoals deze ook voor niet-leden toegankelijk maken”, zo vertelt Mat Maessen, voorzitter van Heemkundevereniging Helden. Met ruim zestig belangstellenden voor deze lezing reageert Heemkundevereniging Helden positief.

Heemkundevereniging Helden brengt vier maal per jaar een historisch tijdschrift uit, ‘De Moennik’, waarin veel aandacht voor geschiedkundige zaken uit de oude gemeente Helden. “Daarnaast hebben we een actieve groep vrijwilligers die de kruisen en kapellen in onze regio onderhouden en opknappen”, vervolgt voorzitter Maessen. “En ook ons depot met vele vrijwilligers is bijzonder actief waar mensen terecht kunnen voor allerlei zaken”, aldus de voorzitter van de heemkundevereniging Helden.

Later dit jaar zal de heemkundevereniging ook ‘Gluren bij de Buren’ organiseren waar de geschiedenis van een kern binnen haar verzorgingsgebied onder de aandacht wordt gebracht. “Daarnaast zijn we momenteel bezig met een vernieuwde website om op een interactieve manier geïnteresseerden kennis te laten maken met de boeiende geschiedenis van de oude gemeente Helden”, zo besluit Mat Maessen.

Vier Frencken-priesters in één gezin

Dat vroeger kinderen ‘bestemd’ waren priester te worden is een veel gehoord verhaal. In het gezin van Ludovicus Hubertus Frencken (1827-1915) en zijn vrouw Maria Anna Wertenbroek (1828-1913) uit ’s-Herthogenbosch deed men er een schepje bovenop: In het grote gezin werden vier kinderen priester en twee dochters non.

Zoon Henricus
De oudste zoon was Henricus (Henri) Godefridus (1860-1953), hij was de eerste van vier Bossche priesterzonen. Henri werd op 4 juni 1887 in de kapel van het Seminarie in Haaren tot priester gewijd, Hij was van het Amerikaansch College te Leuven.

“De St. Joseph’s Hollandsche congregatie in Grand Rapids (Mich.), waarvan de Eerwaarde Heer Frencken de ijverige herder is, telt 48 families. De parochie verheugt zich in een gestadigen vooruitgang.” (De Volksstem, 15 oktober 1890).

In augustus 1892 was Frencken op bezoek in ‘s-Hertogenbosch, hij was al 5 jaar pastoor in Amerika. Op 2 september 1892 ging hij terug en werd hij vergezeld door zijn broer Herman die ook terug keerde naar zijn Amerikaansche parochie.

Op zondag 1 oktober 1893 werd voor Henri Frencken, pastoor van de Hollandsche Kerk (St. Joseph) van Grand Rapids, in zijn kerk een plechtige Hoogmis opgedragen. De priester werd hierin bijgestaan door twee zijner Eerwaarde Broeders, te weten Herman Frencken (priester van Nesqually, Washington-Staat) en Carolus Frencken (Priester van Peoria, Illinois). De vierde priesterbroer, Ludovicus Frencken (werkzaam in ’t diocees van ’s Herthogenbosch) kon hierbij helaas niet aanwezig zijn.

“Pastoor Henry Frencken, van de St. Joseph’s kerk alhier (= Grand Rapids), is voornemens over enkele dagen (vertrek 4 maart, red.) een reis naar Europa te maken, samen met zijne broeders Pastoor Herman Frencken, van Seattle, Washington, en Pastoor Charles Frencken, van Keitchbourg, Illinois. Ze zullen eerst ‘s-Hertogenbosch, in Nederland, bezoeken, waar ze een vierde broeder hebben, die ook pastoor is, zodat daar alle vier broeders Pastoors bij elkander zullen zijn. Ze hebben zes zusters, van welke één non is. Te ‘s-Hertogenbosch wonen hunne ouders, die over een maand hun 45-jarig huwelijksfeest hopen te vieren. Van Nederland zullen ze naar Rome gaan.”, zo valt te lezen in ‘De Grondwet’ van 28 februari 1899.

In februari 1912 was hij oud-missionaris uit Amerika, rustend-priester te ’s-Hertogenbosch en op 4 juni 1912 vierde hij dat hij 25 jaar priester was. In december 1926 was Frencken emeritus-pastoor te ’s-Hertogenbosch en op 4 juni 1927 werd zijn 40-jarig priesterfeest gevierd.

Henri Frencken heeft sinds hij in 1906 om gezondheidsredenen was teruggekeerd naar Nederland (nadat hij 20 jaar in Amerika was geweest) steeds de Heilige Diensten voor de familie verricht.

Als priester was hij werkzaam geweest in het diocees Grand-Rapids in de Verenigde Staten, in december 1936 was Frencken rustend te ’s-Hertogenbosch; hij vierde op 4 juni 1937 zijn 50-jarig priesterschap.

Op 5 juni 1937 staat in de ‘s-Hertogenbossche Courant te lezen: “Op 4 juni a.s. hoopt (…) H. Frencken, emeritus Pastoor van Grand Rapids (Michagan), wonende Vughterdijk 85 alhier (= ‘s-Hertogenbosch), zijn 60-jarig Priesterfeest te gedenken. Pastoor H. Frencken is een oud-leerling van het Klein-Seminarie Beekvliet te St. Michiels-Gestel, heeft zijn theologische studies in Leuven gemaakt en werd door Mgr. A. Godschalk tot Priester gewijd.”

Henricus Frencken werd 93 jaar. Hij heeft zijn 65-jarige Priesterjubileum nog mogen vieren, al was toen geen bezoek mogelijk wegens ziekte van hem. Hij overleed op 17 september 1953 in ’s-Herthogenbosch.

Zoon Ludovicus
Ludovicus (Louis) (1862-1930) was de tweede van vier zoons die allen priester werden. Hij bleef in Nederland werkzaam, was kapelaan in Berghem en Zeelst en pastoor in Heesch. Hier stichtte hij het Huis van de Heilige Ludovicus, genoemd naar zijn patroonheilige. De Franciscanessen van Veghel kwamen er 27 mei 1910 om liefdewerken op zich te nemen. De zusters namen 24 mei 1915 een nieuw gasthuis voor hulpbehoevende bejaarden in gebruik. Het klooster werd in 1985 opgeheven.
Louis vierde in 1929 zijn 40-jaar priesterjubileum en overleed één jaar later. Hij werd op 25 juni 1930 begraven in het familiegraf te Orthen.

Zoon Herman
Hermanus Antonius Josephus (Herman) (1866-1956) reisde na zijn opleiding in 1892 net als broer Henri naar de Verenigde Staten.
Pater Herman Joseph was in totaal 64 jaar priester. De laatste 29 jaar was hij pastoor van de St. Mary’s Catholic Church in Mechanicsville. Hij diende bijna 22 jaar als pastoor in Victor, daarna kort in Colfax voordat hij in juni 1927 naar Mechanicsville kwam.
Frencken was onder meer verantwoordelijk voor de bouw van een school in de plaats Victor. Een domper voor hem was de brand van het kerkgebouw in zijn parochie. Hij kreeg het klaar om 40.000 dollar op te halen zodat de kerk herbouwd kon worden.

Zoon Carolus
Carolus Antonius Johannes Josephus (Charles) (1889-1929) was de laatste van de vier priesterzonen. Spoedig na zijn priesterwijding in 1893 reisde ook hij naar de Verenigde Staten. Hij werd benoemd tot pastoor in Atkinson, later in Annawan (Ill.). In 1901 kwam hij naar Moline, waar hij assistent werd van father D. Crowe, met bijzondere zorg voor de Belgen. In 1910 kreeg hij opdracht een nieuwe parochie te stichten. Hier bouwde hij in 1916 een nieuwe kerk.

Nonnen in het gezin Frencken
Op 28 mei 1888 trad de zus van Henri, Maria Anna Aldegonda Frencken (1867-1905) in bij de Congregatie der Zusters van de Heilige Maagd Maria in Den-Bosch, vier jaar later werd zij geprofest, ze noemde zich zuster Marie Josephina. Een andere zus, Anna Catharina Wilhelmina Maria (1861-1904) trad ook in als zuster. Zij deed dit bij de Congregatie van O.L. Vrouw en werd lid van de derde Orde van de Heilige Franciscus.

Kruidenier vader Ludovicus Hubertus
Vader Ludovicus van het gezin was Kruidenier en wijnleverancier maar ook kerkelijk bijzonder actief. Zo was hij ere-president van het Onze Lieve Vrouwe Broederschap der Bossche processie naar Kevelaer en was hij door Paus Pius X met het erekruis in Goud ‘Pro Exxlesia et Pontifice’ onderscheiden, een pauselijke onderscheiding voor bewezen diensten aan de Rooms-Katholieke Kerk of het rooms-katholieke geloof.

Huiskapel bij de familie Frencken
Op 8 juni 1904 werd door paus Pius X naar aanleiding van het 50-jarig huwelijk van de ouders Frencken het voorrecht geschonken om een huiskapel te bezitten. Een rol daarbij speelde dat mevr. Frencken wegens haar ziekelijke toestand toen niet meer in staat was een kerkgebouw te bezoeken. Het voorrecht een huiskapel te bezitten werd eveneens verleend aan de vier inwonende dochters. Na de dood van deze dochters kwam het privilege te vervallen.

Oude prent Molenstraat laat Postkantoor Frencken zien

Een foto, begin 1900 uitgegeven door Henri Hupsch Fotografie uit Vught van de Molenstraat in Helden-Dorp laat zien hoe het eerste postkantoor van Helden er uit zag. Tot op heden was daar nog geen foto van gevonden.

Het eerste huis rechts op de foto is ten tijden van het maken van de foto, de woning van Siegfridus Frencken. Die overleed in 1907. Zijn petekind, Hubertus Theodorus Frencken (1873-1923) begon in dit pand als postkantoorhouder. Na het overlijden van Siegfridus is Hubertus Theodorus Frencken hier gaan wonen met zijn gezin.

Deze woning die dus dienst deed als eerste Postkantoor in Helden is op 21 juli 1911 afgebrand. Blussen ging nog niet zo snel, want er was slechts één watertappunt in Helden-Dorp en dat was op De Pool.
Het huidige gebouw, waar later een bakkerij in gehuisvest werd en nu een cafetaria, werd ervoor in de plaats gebouwd. Dat gebouw heeft nog lange tijd gediend als postkantoor.

Uit de krant
In De Limburger Koerier, met ruim 50.000 abonnees het grootste katholieke dagblad van Nederland in die tijd, van 25 juli 1911 staat te lezen:
HELDEN-Vrijdagmiddag brandde in Dorp het telefoonkantoor met annexe gebouwen van H. Frencken, telefoonbeambte, af. Door spoedig toegeschoten hulp kon nog veel uit het brandende gebouw gered worden; terwijl door een beambte uit Venlo, die spoedig op de plaats des onheils was, de verbinding met het brandende perceel, afgesloten werd.
De beide brandspuiten uit de gemeente waren onmiddellijk ter plaatse, doch konden wegens gebrek aan water, niet veel uitrichten. Twee stuks geiten zijn verbrand. Assurantie dekt de schade.

Op 12 augustus 1911 kan men in de Venlosche Courant lezen:
Waarschijnlijk zal in de a.s. week een begin worden gemaakt met den wederopbouw van het door brand vernielde huis en telefoonkantoor van den heer H. Frencken. Velen hopen dat de telefonische verbinding met Venlo weer spoedig tot stand kan kome, tot groot gerief van de inwoners van Helden (Dorp).

Meer herkenningspunten
Op de foto is meer te herkennen. Zo zie je links het huis van de familie Spoormakers. Achter deze woning zie je de sigarenfabriek Niesen en aan de rechterkant is een stuk te zien van de oude winkel van de familie Vossen (Vosses Tinus, later Cox).

Henri Hupsch
Henricus Johannes Antonius Josephus Maria (Henri) Hupsch (1878-1962) uit Vught was begin 1900 een veel geraagd fotograaf in Zuid-Nederland. Naast portretten heeft hij vele molens gefotografeerd.
Hupsch gaf begin 1900 meerdere foto’s uit van Helden. Zo is er in de geschiedenisboeken ook een foto van het Mariaplein van deze uitgever gevonden.

Lezing over bierbrouwerij De Volharding Helden

Op woensdag 9 april a.s. organiseert de Heemkundevereniging Helden een presentatie over de familie Janssen, in Helden beter bekend als ‘De Brouwer’. Jo Janssen, één van de nazaten van Willem Janssen verzorgt de presentatie.

Deze presentatie begint om 20.45 uur in het Kerkeböske, Koeberg 3 in Helden. De entree is voor iedereen gratis, wel graag vooraf aanmelden: info@heemkundehelden.nl.

Brouwerij ‘Volharding’ was in 1918 in volle bloei. Het gebouw dateert van 1783 en het staat anno 2025 nog gedeeltelijk als verbouwd woonhuis op Beekstraat 12 in Panningen.

In 1830 begon Willem Janssen er een brouwerij, een van de vier in Panningen. In 1870 volgde zijn zoon Johan hem als brouwer op en vervolgens, in 1907, zijn kleinzoon Laurens tot 1921, toen deze elders een nieuwe brouwerij betrok.

Het beloofd een interessante lezing te worden. Iedereen is van harte welkom!

Op de foto:
Van rechts naar links: Brouwer Laurens Janssen, zijn dochter Maria, echtgenote Janssen-Korsten, ‘Klomp-zien-Han’(J. Brummans), Tru Snellen, ‘Wiese-Sjang’ (J. Engels) en voerman Naad Gommans.
Interessant is nog dat bij de kar (links naast wiel) een koperen kan werd meegenomen met vloeibaar gist voor de boeren die zelf brood bakten.

U kunt de inhoud van deze pagina niet kopiëren